15 En wanneer GIJ UW handpalmen uitbreidt,+ verberg ik mijn ogen voor U.+ Ook al zendt GIJ veel gebeden op,+ ik luister niet;+ met bloedvergieten* zijn UW eigen handen vervuld geworden.+
11 Daarom, dit heeft Jehovah gezegd: ’Zie, ik breng over hen een rampspoed+ waaraan zij niet zullen kunnen ontkomen;+ en zij zullen stellig tot mij roepen om hulp, maar ik zal niet naar hen luisteren.+