21 Ingeval gij aan Jehovah, uw God, een gelofte doet,+ moogt gij er niet mee talmen die te betalen,+ want Jehovah, uw God, zal ze zonder mankeren van u eisen, en het zou van uw zijde werkelijk een zonde worden.+
4 Telkens wanneer gij een gelofte aan God doet, aarzel niet die te betalen,+ want er is geen behagen in de verstandelozen.+ Wat gij plechtig belooft, betaal dat.+
33 Eveneens hebt GIJ gehoord dat er tot hen die in de oudheid leefden, werd gezegd: ’Gij moogt niet zweren+ zonder [uw eed] gestand te doen, maar gij moet uw geloften aan Jehovah* betalen.’+