33 Daarna veranderden zij van richting en trokken op langs de weg van Ba̱san.+ Daarop trok Og,+ de koning van Ba̱san, hun tegemoet, hij en al zijn volk, tot de strijd bij Edre̱ï.+
14 Weid uw* volk met uw staf,+ de kudde van uw erfdeel, die welke alleen in een woud verbleef — te midden van een boomgaard.+ Laat hen weiden in Ba̱san en Gi̱lead+ als in lang vervlogen dagen.+