16 En toen hij zag dat er geen man* was, betoonde hij zich voorts ontzet dat er niemand was die tussenbeide trad.+ En zijn arm redde toen voor hem, en zijn rechtvaardigheid, die steunde hem.+
5 En ik bleef kijken, maar er was geen helper; en ik betoonde mij toen ontzet, maar er was niemand die steun bood.+ Daarom verschafte mijn arm mij redding,+ en mijn woede,+ die ondersteunde mij.