2 Samuël 16:10 Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen 10 Maar de koning zei: „Wat heb ik met U te maken,*+ GIJ zonen van Zeru̱ja?+ Laat hem aldus kwaad afsmeken,+ want Jehovah zelf heeft tot hem gezegd:+ ’Smeek kwaad af over Da̱vid!’ Wie zou er dan* zeggen: ’Waarom hebt gij aldus gedaan?’”+
10 Maar de koning zei: „Wat heb ik met U te maken,*+ GIJ zonen van Zeru̱ja?+ Laat hem aldus kwaad afsmeken,+ want Jehovah zelf heeft tot hem gezegd:+ ’Smeek kwaad af over Da̱vid!’ Wie zou er dan* zeggen: ’Waarom hebt gij aldus gedaan?’”+