18 Nu bevonden de drie zonen van Zeru̱ja+ zich daar: Jo̱ab+ en Abi̱saï+ en A̱saël;+ en A̱saël was snelvoetig, als een der gazellen+ die in het open veld zijn.
9 Mijn beminde gelijkt een gazelle+ of het hertenjong. Zie! Deze staat achter onze muur, kijkt met gespannen aandacht door de vensters, blikt door de tralies.+