10 En hij maakte To̱feth,*+ dat in het dal van de zonen van Hi̱nnom*+ ligt, ongeschikt voor aanbidding, opdat niemand zijn zoon of zijn dochter voor Mo̱lech+ door het vuur zou doen gaan.+ 

32 ’Daarom, zie! er komen dagen’, is de uitspraak van Jehovah, ’dat men het niet meer To̱feth en het dal van de zoon van Hi̱nnom zal heten, maar het dal van het doden;+ en men zal in To̱feth moeten begraven zonder dat er genoeg plaats is.*+ 

6 ’„Daarom, zie! er komen dagen”, is de uitspraak van Jehovah, „dat deze plaats niet meer To̱feth+ en het dal van de zoon van Hi̱nnom+ genoemd zal worden, maar het dal van het doden.