19Nu geschiedde het dat zodra koning Hizki̱a+ [het] hoorde, hij onmiddellijk zijn klederen scheurde+ en zich met een zak bedekte+ en het huis van Jehovah+ binnenging.
21 „Wee u, Cho̱razin! Wee u, Bethsa̱ïda!,+ want indien de krachtige werken die in U zijn geschied, in Ty̱rus en Si̱don waren geschied, zouden ze reeds lang geleden in zak en as berouw hebben gehad.+