16 En Je̱hu,+ de kleinzoon* van Ni̱msi,+ dient gij tot koning over I̱sraël te zalven; en Eli̱sa,*+ de zoon van Sa̱fat, uit A̱bel-Meho̱la,+ dient gij tot profeet in uw plaats te zalven.+
28 die van Cy̱rus*+ zegt: ’Hij is mijn herder, en al mijn welbehagen zal hij volledig ten uitvoer brengen’;+ zelfs door [mijnerzijds] van Jeru̱zalem te zeggen:* ’Ze zal herbouwd worden’,* en van de tempel: ’Gij zult gegrondvest worden.’”+