7 En Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof*+ van de aardbodem+ en in zijn neusgaten de levensadem*+ te blazen, en de mens werd een levende ziel.*+
32 Vraag nu alstublieft aangaande de vroegere dagen,+ die er vóór u bleken te zijn, van de dag af dat God de mens* op de aarde schiep,+ en van het ene einde van de hemel helemaal tot het andere einde van de hemel: Werd er ooit zo iets groots tot stand gebracht of werd er ooit zo iets gehoord?+
5 ’Ikzelf heb de aarde gemaakt,+ de mensen*+ en de dieren+ die op de oppervlakte van de aarde zijn, door mijn grote kracht+ en door mijn uitgestrekte arm;+ en ik heb haar gegeven aan wie het in mijn ogen goed is gebleken.+