34 Dan zal de koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: ’Komt, GIJ op wie de zegen van mijn Vader rust,+ beërft+ het koninkrijk+ dat sedert de grondlegging* der wereld+ voor U is bereid.
15 Daarom zijn zij voor+ de troon van God; en zij verrichten dag en nacht heilige dienst*+ voor hem in zijn tempel;* en Degene die op de troon is gezeten,+ zal zijn tent+ over hen uitspreiden.