19 Maar wat u betreft, gij zijt weggeworpen zonder een grafstede voor u,*+ als een verfoeide spruit,* bekleed met gedoden die met het zwaard zijn doorboord, die neerdalen tot de stenen van een kuil,+ als een vertreden kadaver.+
27 Maakt al haar jonge stieren af.+ Mogen ze afdalen ter slachting.+ Wee hun, want hun dag is gekomen, de tijd dat er aandacht aan hen wordt geschonken!+