10 opdat er geen onschuldig bloed+ wordt vergoten in het midden van uw land, dat Jehovah, uw God, u als erfdeel geeft, en er geen bloedschuld* op u hoeft te komen.+
4 en ook [wegens] het onschuldige bloed+ dat hij vergoten had, zodat hij Jeru̱zalem met onschuldig bloed gevuld had, en Jehovah wilde geen vergeving schenken.+
6 indien GIJ inwonende vreemdeling,* vaderloze jongen en weduwe niet zult verdrukken+ en geen onschuldig bloed zult vergieten op deze plaats+ en geen andere goden* achterna zult lopen, U tot rampspoed,+