7 Ba̱bylon is een gouden beker geweest in de hand van Jehovah,+ want ze* maakte de gehele aarde dronken.+ Van haar* wijn hebben de natiën gedronken.+ Daarom blijven de natiën waanzinnig handelen.+
34 En gij zult hem moeten drinken en uitslurpen,+ en op zijn scherven van aardewerk zult gij knagen en uw borsten zult gij afrukken.+ „Want ikzelf heb gesproken”, is de uitspraak van de Soevereine Heer Jehovah.’