6 En Jehovah, uw God, zal uw hart en het hart van uw nageslacht+ moeten besnijden,+ opdat gij Jehovah, uw God, met geheel uw hart en geheel uw ziel moogt liefhebben ter wille van uw leven.+
4 Laat U voor Jehovah besnijden en doet weg de voorhuid van UW hart,+GIJ mannen* van Ju̱da en inwoners van Jeru̱zalem, opdat mijn woede niet losbarst net als een vuur en het stellig brandt zonder dat iemand blust, vanwege de slechtheid van UW handelingen.”+
29 Maar hij is een jood die het innerlijk is,+ en [zijn] besnijdenis is die van het hart,+ door geest, en niet door een geschreven reglement.+ De lof+ van zo iemand komt niet van mensen, maar van God.+