29 „Hebt gij gezien hoe A̱chab zich wegens mij heeft verootmoedigd?+ Omdat hij zich om mijnentwil heeft verootmoedigd, zal ik de rampspoed niet in zíȷ́n dagen brengen.+ In de dagen van zijn zoon zal ik de rampspoed over zijn huis brengen.”+
14 Wie weet of hij zal terugkeren en werkelijk spijt zal gevoelen+ en daarna een zegen zal achterlaten,+ een graanoffer en een drankoffer voor Jehovah, UW God?
10 De [ware] God dan zag hun werken,+ dat zij zich van hun slechte weg hadden afgekeerd;+ en dus gevoelde de [ware] God spijt+ over de rampspoed die hij gezegd had hun te zullen aandoen; en hij deed [het] niet.+