33 En U zal ik onder de natiën verstrooien,+ en ik wil een zwaard achter U ontbloten;+ en UW land moet een woestenij worden,+ en UW steden zullen een verlaten ruïne worden.
64 En Jehovah* zal u stellig onder alle volken verstrooien, van het ene einde der aarde tot het andere einde der aarde,+ en daar zult gij andere goden moeten dienen, die gij niet hebt gekend, gij noch uw voorvaders, [goden van] hout en steen.+