2 Hoort,+ o hemelen, en leen het oor, o aarde, want Jehovah zelf heeft gesproken: „Zonen heb ik grootgebracht en opgevoed,+ maar zij, zij zijn tegen mij in opstand gekomen.*+
37 Dit heeft Jehovah gezegd: „’Indien de hemel boven gemeten kon worden en de grondvesten van de aarde beneden doorvorst konden worden,+ zou het ook mogelijk zijn dat ikzelf het gehele zaad van I̱sraël verwerp wegens alles wat zij hebben gedaan’,+ is de uitspraak van Jehovah.”