2 „Mensenzoon, profeteer tegen de herders van I̱sraël. Profeteer, en gij moet tot hen zeggen, tot de herders: ’Dit heeft de Soevereine Heer Jehovah gezegd: „Wee de herders van I̱sraël,+ die weiders van zichzelf zijn geworden!+ Is het niet de kudde die de herders behoren te weiden?+