11 Als een herder zal hij zijn eigen kudde weiden.+ Met zijn arm zal hij de lammeren bijeenbrengen,+ en aan zijn boezem zal hij [ze] dragen.+ De zogenden zal hij [met zorg] leiden.+
15 Toen zij dan hadden ontbeten, zei Jezus tot Si̱mon Pe̱trus: „Si̱mon, zoon van Joha̱nnes,* hebt gij mij meer lief* dan deze?”+ Hij zei tot hem: „Ja, Heer, gij weet dat ik genegenheid voor u heb.”*+ Hij zei tot hem: „Voed mijn lammeren.”+