10 Zijn wachters zijn blind.+ Geen van hen heeft nota genomen.+ Zij allen zijn stomme honden; zij kunnen niet blaffen,+ [zij] hijgen, liggen neer, hebben het sluimeren lief.+
39 „Wanneer zij verhit zijn, zal ik hun feestmalen aanrechten, en ik wil hen dronken maken, opdat zij uitgelaten worden;*+ en zij moeten een voor onbepaalde tijd durende slaap slapen,* waaruit zij niet zullen ontwaken”,+ is de uitspraak van Jehovah.