17 Hij dan zei: „Voorwaar, ik zie alle Israëlieten verstrooid+ op de bergen, als schapen die geen herder hebben.+ En Jehovah zei vervolgens: ’Dezen hebben geen meesters.* Laat hen in vrede terugkeren, ieder naar zijn huis.’”+
8 En Ni̱nevé was, vanaf de dagen [dat] ze [geweest is],+ als een vijver vol water;+ maar zij zijn op de vlucht. „Staat stil!* Staat stil!” Maar er is niemand die zich omkeert.+
15 En de koningen van de aarde en de hooggeplaatste personen en de militaire bevelhebbers* en de rijken en de sterken en iedere slaaf en [iedere] vrije verborgen zich in de holen en in de rotsen+ van de bergen.