9 Het land* is gaan treuren, is verwelkt.+ De Li̱banon is schaamrood geworden,+ hij is beschimmeld.* Sa̱ron+ is als de woestijnvlakte geworden, en Ba̱san en Ka̱rmel schudden [hun bladeren] af.+
„Jehovah — uit Si̱on zal hij brullen,+ en uit Jeru̱zalem zal hij zijn stem laten weerklinken;+ en de weidegronden van de herders moeten gaan treuren, en de top van de Ka̱rmel moet verdorren.”+