6 Als schapen* hebben wij allen rondgedoold;+ wij hebben ons ieder naar onze eigen weg gekeerd; en Jehovah zelf heeft hem de dwaling van ons allen doen ontmoeten.+
26 God heeft zijn Knecht, na hem verwekt te hebben, het eerst+ tot U gezonden om U te zegenen door een ieder van U van UW goddeloze daden af te keren.”
46 Daarom zeiden Pa̱u̱lus en Ba̱rnabas, terwijl zij met vrijmoedigheid spraken: „Het was noodzakelijk dat het woord van God eerst tot U werd gesproken.+ Aangezien GIJ het van U afstoot+ en UZELF het eeuwige leven niet waardig oordeelt, ziet! wij keren ons tot de natiën.+
8 Want ik zeg dat Christus in werkelijkheid ten behoeve van Gods waarachtigheid+ een dienaar+ van de besnedenen+ is geworden, ten einde de beloften+ die Hij aan hun voorvaders had gedaan, waar te maken,