7 dan zal ik I̱sraël stellig afsnijden van de oppervlakte van de aardbodem die ik hun gegeven heb;+ en het huis dat ik voor mijn naam geheiligd heb, zal ik van voor mijn aangezicht wegwerpen,*+ en I̱sraël zal inderdaad tot een spreekwoord+ en een spotrede worden onder alle volken.
7 UW land is een woestenij,+UW steden zijn met vuur verbrand;+UW grond — vlak voor UW ogen wordt die door vreemden+ verteerd,+ en de woestenij is als een omkering door vreemden.+
5 ’Maar indien GIJ deze woorden niet zult gehoorzamen, dan zweer ik waarlijk bij mijzelf’,+ is de uitspraak van Jehovah, ’dat dit huis tot niets dan een verwoeste plaats zal worden.’+
12 Daarom zal wegens ulieden Si̱on worden omgeploegd als was het een veld, en Jeru̱zalem zelf zal tot niets dan puinhopen worden,+ en de berg van het huis zal zijn als de hoge plaatsen van een woud.