3 En gij moogt geen echtverbintenis met hen aangaan. Uw dochter moogt gij niet aan zijn zoon geven, en zijn dochter moogt gij niet voor uw zoon nemen.+
4 Nu geschiedde het toen Sa̱lomo oud werd,+ dat zijn eigen vrouwen zijn hart tot het volgen van andere goden+ hadden geneigd;+ en zijn hart bleek niet onverdeeld+ met Jehovah, zijn God, te zijn, zoals het hart van zijn vader Da̱vid.
39 Een vrouw is gebonden gedurende al de tijd dat haar man leeft.+ Zou haar man echter ontslapen, dan is zij vrij te trouwen met wie zij wil, alleen in* [de] Heer.+