11 Vertrekt, vertrekt, gaat uit vandaar,+ raakt niets onreins aan;+ gaat uit haar midden vandaan,+ houdt U rein, GIJ die het gerei van Jehovah draagt.+
4 En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: „Gaat uit van haar, mijn volk,+ indien GIJ niet met haar in haar zonden wilt delen,+ en indien GIJ geen deel van haar plagen wilt ontvangen.