44 Want ik ben Jehovah, UW God;+ en GIJ moet U heiligen en GIJ moet U heilig betonen,+ want ik ben heilig.+ GIJ moogt UW ziel derhalve niet onrein maken door enig wemelend schepsel dat zich op de aarde beweegt.
2 „Spreek tot de gehele vergadering van de zonen van I̱sraël, en gij moet tot hen zeggen: ’GIJ dient U heilig te betonen,+ want ik, Jehovah, UW God, ben heilig.+
14 Want Jehovah, uw God, wandelt rond in uw legerplaats om u te bevrijden+ en om uw vijanden aan u over te leveren;+ en uw legerplaats moet werkelijk heilig zijn,+ opdat hij niets onwelvoeglijks bij u ziet* en zich er stellig van afwendt u te vergezellen.+