26 Maar Hizki̱a vernederde zich en liet de trots in zijn hart varen,+ en ook de inwoners van Jeruzalem vernederden zich. Daarom trof Jehovah’s woede hen niet in de tijd van Hizki̱a.+
11 Daarom stuurde Jehovah de legeraanvoerders van de koning van Assyrië op hen af. Ze namen Manasse met haken* gevangen, deden hem twee koperen boeien om en namen hem mee naar Babylon.
13 Manasse bleef tot God bidden, en God werd geraakt door zijn smeekgebed en luisterde naar zijn verzoek om gunst. Hij gaf hem het koningschap in Jeruzalem terug.+ Toen ging Manasse beseffen dat Jehovah de ware God is.+