18 Ze keerden het huis van Jehovah, de God van hun voorvaders, de rug toe en begonnen de heilige palen en de afgodsbeelden te aanbidden. Vanwege hun zonde werd God woedend* op Juda en Jeruzalem.
3 Hij herbouwde de offerhoogten die zijn vader Hizki̱a had afgebroken.+ Hij richtte altaren op voor de Baäls en maakte heilige palen. Hij boog zich neer voor het hele hemelse leger en diende ze.+