Job
26 Hierop zei Job:
2 ‘Wat heb je de machteloze weer geholpen!
Wat heb je degene met zwakke armen toch gesteund!+
3 Wat een geweldig advies heb je gegeven aan wie geen wijsheid heeft!+
Wat heb je je praktische wijsheid* toch rijkelijk* uitgedeeld!
5 Zij die machteloos zijn in de dood beven.
Ze zijn zelfs lager dan de wateren en hun bewoners.
11 Zelfs de zuilen van de hemel schokken.
Ze zijn verbijsterd door zijn bestraffing.
13 Met zijn adem* blaast hij de lucht schoon.
Zijn hand doorboort de ongrijpbare* slang.
14 En dat zijn nog maar de zomen* van zijn wegen.+
We vangen niet meer dan een zacht gefluister van hem op!
Wie kan zijn machtige donder begrijpen?’+