22 Op de dag dat Jehovah David uit de greep van al zijn vijanden+ en van Saul had bevrijd,+ zong hij het volgende lied+ voor Jehovah. 2 Hij zei:
‘Jehovah is mijn sterke rots en mijn vesting,+ hij is mijn Bevrijder.+
3 Mijn God is mijn rots,+ bij wie ik bescherming vind,
mijn schild+ en mijn hoorn van redding, mijn veilige schuilplaats,+
mijn toevlucht,+ mijn redder.+ U redt mij van geweld.
4 Ik roep Jehovah aan, die alle eer verdient,
en ik word gered van mijn vijanden.
5 De golven van de dood omringden mij,+
een vloed van boosaardige mannen joeg mij angst aan.+
6 Ik werd omklemd door de banden van het Graf,+
bedreigd door de valstrikken van de dood.+
7 In mijn angst riep ik Jehovah aan,+
ik bleef tot God roepen.
Vanuit zijn tempel hoorde hij mijn stem,
mijn hulpgeroep bereikte zijn oren.+
8 De aarde begon te schudden en te beven.+
De hemel trilde op zijn grondvesten+
en schokte hevig vanwege zijn woede.+
9 Rook steeg op uit zijn neusgaten,
uit zijn mond kwam een verwoestend vuur.+
Gloeiende kolen gingen van hem uit.
10 Hij boog de hemel naar beneden en daalde af,+
donkere wolken waren onder zijn voeten.+
11 Hij kwam aangevlogen op een cherub,+
hij was zichtbaar op de vleugels van een geest.+
12 Toen omgaf hij zich met duisternis als beschutting,+
met donkere wateren en dichte wolken.
13 Uit de heldere gloed vóór hem vlamden vurige kolen op.
14 Jehovah liet het vanuit de hemel donderen.+
De Allerhoogste liet zijn stem horen.+
15 Hij schoot pijlen af+ om hen te verstrooien,
stuurde bliksem om verwarring te zaaien.+
16 De bodem van de zee werd zichtbaar,+
de fundamenten van het land kwamen bloot te liggen
door Jehovah’s bestraffing,
door de briesende adem uit zijn neusgaten.+
17 Van boven reikte hij mij de hand toe,
hij pakte me vast en trok me uit het diepe water.+
18 Hij bevrijdde mij van mijn sterke vijand,+
van mijn haters, die sterker waren dan ik.
19 Ze bedreigden mij op de dag van mijn ellende,+
maar Jehovah steunde mij.
20 Hij bracht mij naar een veilige plaats,+
hij bevrijdde mij omdat hij op mij gesteld was.+
21 Jehovah beloont mij voor mijn rechtvaardigheid,+
hij beloont mij naar de onschuld van mijn handen.+
22 Want ik heb Jehovah’s wegen gevolgd,
ik heb mijn God niet boosaardig verlaten.
23 Al zijn bepalingen+ staan mij voor ogen.
Ik zal niet afwijken van zijn voorschriften.+
24 Ik zal onberispelijk blijven+ in zijn ogen
en overtredingen altijd vermijden.+
25 Mag Jehovah mijn rechtvaardigheid belonen+
omdat ik onschuldig ben gebleven voor zijn ogen.+
26 U bent loyaal voor de loyale,+
onberispelijk voor de onberispelijke,+
27 zuiver voor de zuivere,+
maar wie sluw is, bent u te slim af.+
28 Want nederige mensen redt u,+
maar trotse mensen keurt u af en vernedert u.+
29 O Jehovah, u bent mijn lamp.+
Jehovah brengt licht in mijn duisternis.+
30 Met uw hulp kan ik op een roversbende afstormen,
met Gods kracht kan ik een muur beklimmen.+
31 De weg van de ware God is volmaakt,+
het woord van Jehovah is gelouterd.+
Hij is een schild voor iedereen die bescherming bij hem zoekt.+
32 Want wie is een God buiten Jehovah?+
En wie is een rots behalve onze God?+
33 De ware God is mijn sterke vesting+
en hij maakt mijn weg volmaakt.+
34 Hij geeft me voeten als van een hert,
hij zorgt dat ik op hoge plaatsen stevig sta.+
35 Hij oefent mijn handen voor de oorlog.
Mijn armen kunnen een koperen boog spannen.
36 U geeft me uw schild van redding
en uw nederigheid maakt mij groot.+
37 U verbreedt het pad voor mij,
mijn voeten zullen niet uitglijden.+
38 Ik zal mijn vijanden achtervolgen en uitroeien.
Ik kom pas terug als ze zijn vernietigd.
39 En ik zal ze wegvagen en verpletteren, zodat ze niet meer opstaan,+
onder mijn voeten zal ik ze vermorzelen.
40 U zult me kracht geven voor de strijd,+
u laat mijn vijanden voor me neervallen.+
41 U zorgt ervoor dat mijn vijanden zich terugtrekken,+
mijn haters zal ik het zwijgen opleggen.+
42 Ze schreeuwen om hulp, maar er is niemand die ze redt.
Ze roepen zelfs tot Jehovah, maar hij antwoordt niet.+
43 Ik zal ze verpulveren als het stof van de aarde,
ik zal ze fijnstampen en vertrappen als modder van de straat.
44 U zult me bevrijden van de kritiek van mijn volk.+
U zult me beschermen om het hoofd van naties te worden,+
een volk dat ik niet heb gekend zal me dienen.+
45 Vreemdelingen zullen voor me kruipen,+
ze zullen me gehoorzamen door wat ze over me horen.
46 Ze zullen de moed verliezen,
bevend zullen ze uit hun vestingen komen.
47 Jehovah leeft! Laat mijn Rots geëerd worden!+
Prijs God als de rots van mijn redding.+
48 De ware God neemt wraak voor mij.+
Hij onderwerpt volken aan mij,+
49 hij bevrijdt me van mijn tegenstanders.
U verheft me hoog+ boven al mijn vijanden,
u redt me van de man van geweld.+
50 Daarom dank ik u onder de volken,+ Jehovah,
en ik bezing uw naam:+
51 Hij verricht grote reddingsdaden voor zijn koning.+
Hij toont loyale liefde voor zijn gezalfde,
voor David en zijn nageslacht, voor eeuwig.’+