Job
34 Eli̱hu zei verder:
2 ‘Luister naar mijn woorden, wijze mannen.
Hoor mij aan, jullie die zo veel weten.
4 Laten we voor onszelf beoordelen wat juist is,
laten we met elkaar beslissen wat goed is.
6 Zou ik liegen over welk oordeel ik zelf zou moeten krijgen?
Mijn wond is ongeneeslijk, ook al is er geen overtreding.”+
7 Welke andere man is als Job,
die spot opdrinkt als water?
10 Luister dus naar mij, mannen met verstand:*
11 Want hij zal een mens vergelden naar wat hij doet,+
en hem de gevolgen van zijn daden laten dragen.
12 Echt, God doet geen slechte dingen.+
De Almachtige verdraait het recht niet.+
14 Als hij zijn aandacht* op hen richt,
als hij hun geest en adem terugneemt,+
15 zouden alle mensen* samen vergaan
en zou de mensheid tot stof terugkeren.+
16 Als je dus verstand hebt, luister hier dan goed naar.
Let op wat ik zeg.
17 Moet iemand die gerechtigheid haat de macht hebben?
Zou je een machtige die rechtvaardig is veroordelen?
18 Zou je tegen een koning zeggen: “U bent nergens goed voor”?
Of tegen vooraanstaande personen: “Jullie zijn slecht”?+
19 Eén is er die geen partij kiest voor vorsten
en die de rijke niet voortrekt boven de arme,*+
want ze zijn allemaal het werk van zijn handen.+
20 Plotseling sterven ze,+ midden in de nacht.+
Ze beven hevig en komen om.
Zelfs de machtigen worden verwijderd, maar niet door mensenhanden.+
23 Want God heeft voor geen enkel mens een tijd vastgesteld
om voor hem te verschijnen en berecht te worden.
25 Want hij weet wat ze doen.+
In de nacht brengt hij ze ten val, en ze worden verpletterd.+
26 Hij slaat ze om hun slechtheid
op een plek waar iedereen het kan zien,+
27 omdat ze hem niet meer volgen+
en geen respect hebben voor zijn wegen.+
29 Als God stil blijft, wie kan hem dan veroordelen?
Als hij zijn gezicht verbergt, wie kan hem dan zien?
Of het nu om een volk of een mens gaat, het resultaat is hetzelfde:
30 hij staat een goddeloze* niet toe te regeren+
of strikken te leggen voor het volk.
31 Stel dat je tegen God zegt:
“Ik ben gestraft zonder dat ik een overtreding heb begaan.+
32 Leer me wat ik niet heb ingezien.
Als ik iets verkeerds heb gedaan, zal ik het niet meer doen.”
33 Moet hij je op jouw voorwaarden compenseren terwijl jij zijn oordeel verwerpt?
Het is jouw beslissing, niet de mijne.
Vertel me dan maar wat je zo goed weet.
37 Hij voegt opstandigheid aan zijn zonde toe.+
Hij klapt in ons bijzijn spottend in zijn handen
en spreekt veel woorden tegen de ware God!’+