Job
19 Job antwoordde:
3 Al tien keer hebben jullie me bestraft.*
Jullie schamen je niet om mij zo hard aan te pakken.+
4 En als ik echt een fout heb gemaakt,
dan is dat mijn zaak.
5 Als jullie je per se boven mij willen stellen
en willen beweren dat mijn vernedering terecht is,
6 weet dan dat God mij heeft misleid,
dat hij me in zijn net heeft gevangen.
7 Ik schreeuw “Geweld!” — maar ik krijg geen antwoord.+
Ik blijf om hulp roepen, maar er is geen recht.+
8 Mijn pad verspert hij met een stenen muur, ik kan niet verder.
Mijn wegen hult hij in duisternis.+
9 Hij heeft me beroofd van mijn eer
en de kroon van mijn hoofd genomen.
10 Hij breekt mij aan alle kanten af tot ik instort.
Mijn hoop rukt hij uit met wortel en tak.*
12 Zijn troepen verzamelen zich en belegeren mij.
Ze slaan hun kamp op rond mijn tent.
13 Mijn eigen broeders heeft hij ver van me weggedreven
en zij die me kennen hebben zich van me afgewend.+
15 De gasten in mijn huis+ en mijn slavinnen bezien me als een vreemde.
Ik ben een buitenlander in hun ogen.
16 Ik roep mijn knecht, maar hij geeft geen antwoord.
Met mijn mond smeek ik hem om medelijden.
18 Zelfs jonge kinderen kijken op me neer.
Als ik opsta, jouwen ze me uit.
19 Al mijn goede vrienden hebben een afkeer van mij+
en mijn geliefden hebben zich tegen mij gekeerd.+
21 Genade, mijn vrienden, genade!
Want Gods eigen hand heeft me getroffen.+
23 Werden mijn woorden maar opgeschreven!
Werden ze maar opgetekend in een boek!
24 Werden ze maar voor eeuwig in de rots gegrift
met een ijzeren stift en lood!
25 Want ik weet heel goed dat mijn verlosser* leeft.+
Hij zal later komen en opstaan over de aarde.*
27 Ik zal hem zelf zien.
Ik zal hem zien met mijn eigen ogen, niet met die van een ander.+
Diep vanbinnen voel ik me overweldigd!*
28 Jullie zeggen: “Hoe vervolgen we hem dan?”+
Alsof de wortel van het probleem bij mij ligt.
Weet dat er een rechter is.’+