Psalmen
Voor de koorleider. Van de zonen van Korach.+ Een maskil.*
44 O God, met onze eigen oren hebben we het gehoord,
onze voorouders hebben het ons verteld:+
wat u hebt gedaan in hun dagen,
de dagen van vroeger.
U verbrijzelde volken en verdreef ze.+
3 Niet hun eigen zwaard nam het land in,+
niet hun eigen arm bracht hun de overwinning,+
maar uw rechterhand, uw arm+ en het licht van uw gelaat,
omdat u ingenomen met hen was.+
Beveel* een volledige overwinning* voor Jakob.
8 O God, we zullen u de hele dag loven,
uw naam voor altijd prijzen. (sela)
9 Maar nu hebt u ons verstoten en vernederd,
u trekt niet uit met onze legers.
10 U laat ons steeds vluchten voor onze tegenstander.+
Onze haters plunderen erop los.
13 U maakt ons tot een mikpunt van spot voor onze buren,
iedereen om ons heen jouwt en lacht ons uit.
15 De hele dag voel ik me vernederd,
mijn schaamte overweldigt mij
16 als ik hun spot en beledigingen hoor,
als onze vijand wraak op ons neemt.
18 Ons hart is niet afgeweken,
onze voetstappen hebben uw pad niet verlaten.
19 Maar u hebt ons verbrijzeld waar de jakhalzen zijn
en ons met diepe schaduw bedekt.
20 Als we de naam van onze God vergeten
of onze handen uitstrekken om tot een vreemde god te bidden,
21 zou God het dan niet ontdekken?
Hij kent de geheimen van het hart.+
23 Word wakker. Waarom blijft u slapen, o Jehovah?+
Ontwaak! Verstoot ons niet voor eeuwig.+
24 Waarom verbergt u uw gezicht?
Waarom vergeet u onze ellende en onderdrukking?