Een psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was.+
63 O God, u bent mijn God, ik blijf u zoeken.+
Mijn ziel dorst naar u.+
Ik bezwijk van verlangen naar u
in een droog en dorstig land, zonder water.+
2 In de heilige plaats heb ik u gezien,
ik zag uw kracht en uw glorie.+
3 Uw loyale liefde is beter dan het leven,+
mijn eigen lippen zullen u prijzen.+
4 Ik zal u mijn leven lang loven.
In uw naam zal ik mijn handen opheffen.
5 Ik word verzadigd met het beste en mooiste deel,
zodat mijn mond u looft en mijn lippen juichen.+
6 Ik denk aan u als ik op mijn bed lig,
tijdens de nachtwaken mediteer ik over u.+
7 Want u bent mijn helper+
en ik juich van vreugde in de schaduw van uw vleugels.+
8 Ik klamp mij vast aan u,
uw rechterhand houdt mij stevig vast.+
9 Maar wie me naar het leven staan,
zullen afdalen naar de diepten van de aarde.
10 Ze worden overgeleverd aan het zwaard
en vallen ten prooi aan de jakhalzen.
11 Maar de koning zal vreugde vinden in God.
Iedereen die bij Hem zweert, zal juichen,
want de leugenaars wordt de mond gesnoerd.