MATTHEÜS
Aantekeningen — Hoofdstuk 7
Houd op met oordelen: Of ‘houd op met veroordelen’. Jezus wist dat onvolmaakte mensen de neiging hebben altijd met hun oordeel klaar te staan en dat veel farizeeën in zijn tijd hier een slecht voorbeeld in gaven. Ze veroordeelden personen die zich niet aan de wet van Mozes hielden of aan de on-Bijbelse tradities die ze zelf promootten. Jezus zei dat iedereen die de gewoonte had anderen te oordelen, daarmee moest ophouden. Zijn discipelen moesten niet overal iets op aan te merken hebben maar de tekortkomingen van anderen ‘blijven vergeven’. Door dat te doen moedigen ze anderen aan net zo vergevingsgezind te zijn. (Zie aantekening bij Lu 6:37.)
splinter (...) balk: Jezus gebruikt hier een treffende hyperbool om iemand te beschrijven die kritiek heeft op zijn broeder. Hij vergelijkt een klein gebrek met iets wat zo klein is als een ‘splinter’. Het Griekse karfos kan niet alleen duiden op een ‘splinter’ maar ook op een ‘strootje’ of ‘zaagselkorreltje’. De kritische persoon suggereert dat er iets mis is met het geestelijke gezichtsvermogen van zijn broeder, met inbegrip van zijn morele waarnemingsvermogen en oordeel. Door aan te bieden de splinter weg te halen, beweert hij arrogant dat hij geschikt is om zijn broeder te helpen dingen duidelijker te zien en correct te beoordelen. Maar Jezus zegt dat het geestelijke gezichtsvermogen en oordeel van de criticus zelf worden belemmerd door een symbolische ‘balk’, een bint of spant dat het dak van een huis kan dragen (Mt 7:4, 5). Volgens sommigen laat dit krachtige en zelfs komische contrast uitkomen dat Jezus goed bekend was met het werk van timmerlieden.
je broeder: In deze context slaat het Griekse adelfos op een geestelijke band en wordt er een medeaanbidder van God mee aangeduid. In algemene zin kan het woord ook duiden op iemands naaste. (Zie aantekening bij Mt 5:23.)
Huichelaar!: In Mt 6:2, 5, 16 paste Jezus deze term toe op de Joodse religieuze leiders, maar hier gebruikt hij de term voor elke discipel die zich concentreert op de fouten van een ander maar voorbijgaat aan zijn eigen fouten.
Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen: Volgens de wet van Mozes waren zwijnen (varkens) en honden onrein (Le 11:7, 27). Het was toegestaan om het vlees van dieren die door een wild dier gedood waren aan de honden te voeren (Ex 22:31). Maar volgens de Joodse traditie was het verboden om aan honden ‘heilig vlees’ te geven, dat wil zeggen het vlees van dierenoffers. In Mt 7:6 worden ‘honden’ en ‘zwijnen’ figuurlijk gebruikt voor mensen die geen waardering hebben voor geestelijke schatten. Zoals zwijnen mooie parels niet naar waarde schatten, kunnen personen die geen waardering voor geestelijke schatten hebben zich keren tegen degene die ze met hen deelt.
Blijf vragen (...) zoeken (...) kloppen: ‘Blijf’ is een weergave van het voortduren van de handeling die hier door de Griekse werkwoordsvorm wordt uitgedrukt en geeft aan hoe belangrijk het is aan te houden in het gebed. Het gebruik van drie werkwoorden geeft de intensiteit aan. Jezus brengt een vergelijkbare les over in zijn illustratie in Lu 11:5-8.
steen (...) brood: Mogelijk stelde Jezus brood en stenen tegenover elkaar omdat brood het hoofdvoedsel van de Joden en de omringende volken was en omdat de grootte en vorm van broden mensen aan stenen kan hebben doen denken. Het antwoord op Jezus’ retorische vraag is: ‘Het is ondenkbaar dat een vader zoiets zou doen.’ (Zie aantekening bij Mt 7:10.)
slang (...) vis: Vis werd veel gegeten door de mensen die rond het Meer van Galilea woonden. Sommige kleine slangen leken misschien op de vissen die vaak bij het brood werden gegeten. De retorische vraag impliceert dat het voor een liefhebbende ouder ondenkbaar zou zijn zoiets te doen.
ook al zijn jullie slecht: Vanwege de erfzonde zijn alle mensen onvolmaakt en daarom in bepaalde mate slecht.
hoeveel te meer: Jezus gebruikte deze manier van redeneren vaak. Hij redeneert van klein naar groot: eerst vermeldt hij een vaststaand feit of een bekende waarheid en dan trekt hij op basis daarvan een extra overtuigende conclusie (Mt 10:25; 12:12; Lu 11:13; 12:28).
de Wet en de Profeten: Zie aantekening bij Mt 5:17.
Ga naar binnen door de nauwe poort: In de oudheid vormde een weg door een poort de toegang tot ommuurde steden. De Bijbel gebruikt woorden als weg of pad voor de levenswijze en het gedrag van mensen. De twee contrasterende wegen beelden levenswijzen af die door God goedgekeurd of juist afgekeurd worden, waardoor wordt bepaald of iemand Gods Koninkrijk mag binnengaan (Ps 1:1, 6; Jer 21:8; Mt 7:21).
breed is de poort en wijd is de weg: Hoewel in sommige manuscripten ‘breed en wijd is de weg’ staat, wordt ook de lange weergave goed ondersteund door de manuscripten en past die beter bij het parallellisme in Mt 7:14. (Zie App. A3.)
in schaapskleren: Dat wil zeggen dat personen zich vermommen in figuurlijke kleding en de eigenschappen van een schaap lijken te hebben. Daarmee willen ze de indruk wekken dat ze een ongevaarlijk lid van Gods ‘kudde’ van aanbidders zijn.
roofzuchtige wolven: Een metafoor voor personen die extreem hebzuchtig zijn en anderen uitbuiten om er zelf beter van te worden.
vruchten: Hier figuurlijk gebruikt voor wat mensen doen of zeggen of de resultaten daarvan.
wetteloze: Zie aantekening bij Mt 24:12.
verstandig: Of ‘beleidvol’. (Zie aantekening bij Mt 24:45.)
te stortregenen, alles overstroomde en de wind waaide: Plotselinge winterstormen komen in Israël geregeld voor (vooral in de maand tebeth, d.w.z. december/januari), met rukwinden, stortregen en verwoestende overstromingen. (Zie App. B15.)
diep onder de indruk: Het Griekse werkwoord dat hier wordt gebruikt, kan worden gedefinieerd als ‘zo vol verbazing zijn dat het bijna overweldigend is’. De duratieve werkwoordsvorm impliceert dat zijn woorden een blijvende uitwerking op de menigte hadden.
zijn manier van onderwijzen: Deze uitdrukking duidt op hoe Jezus onderwees, de onderwijsmethoden die hij gebruikte. Dat omvatte ook alles wat hij onderwees in zijn Bergrede.
niet zoals hun schriftgeleerden: In tegenstelling tot de schriftgeleerden die gerespecteerde rabbi’s citeerden als autoriteit, sprak Jezus als een vertegenwoordiger van Jehovah, als iemand met gezag, en baseerde hij zijn leringen op Gods Woord (Jo 7:16).