LUKAS
Aantekeningen — Hoofdstuk 19
Zacheüs: Van een Hebreeuwse naam die mogelijk van een grondwoord komt dat ‘rein’, ‘zuiver’ betekent. Als hoofd van de belastinginners had Zacheüs kennelijk de leiding over andere belastinginners in en rond Jericho. Het district rond deze stad was vruchtbaar en productief en bracht veel belasting op. Zacheüs was rijk en uit zijn eigen woorden (Lu 19:8) valt op te maken dat hij op zijn minst een deel van zijn rijkdom te danken had aan de twijfelachtige praktijken die hij gebruikte.
afgeperst: Of ‘afgeperst door valse beschuldiging’. (Zie aantekening bij Lu 3:14.)
vier keer zo veel: Aan de hand van zijn administratie kon Zacheüs waarschijnlijk uitrekenen hoeveel hij van verschillende personen had ontvangen. Hij beloofde dat hij het viervoudig zou vergoeden. Dat is zelfs meer dan Gods wet vereiste. In zulke gevallen waarin een afperser berouw had en zijn schuld bekende, moest hij volgens de wet het volledige bedrag vergoeden ‘en daar een vijfde [20 procent] van de waarde aan toevoegen’, maar Zacheüs zei dat hij het bedrag viervoudig zou vergoeden. Uit berouw toonde hij zo niet alleen liefde voor de armen maar deed hij ook recht aan personen die onderdrukt werden (Le 6:2-5; Nu 5:7).
illustratie: Of ‘gelijkenis’, ‘parabel’. (Zie aantekening bij Mt 13:3.)
om het koningschap te ontvangen: Of ‘om een koninkrijk te krijgen’. Het Griekse woord basileia, dat meestal met ‘koninkrijk’ wordt vertaald, heeft een ruime betekenis en verwijst vaak naar zowel een koninklijke regering als het gebied en de onderdanen van een koning. (Zie aantekeningen bij Mt 3:2 en 25:34.) Het kan ook duiden op de koninklijke functie of positie van een koning, met de waardigheid, de macht en het gezag die daarbij horen. In het Romeinse Rijk was het niet ongebruikelijk dat iemand van adellijke afkomst naar Rome reisde om zich van koningsmacht te verzekeren. Jezus’ gelijkenis deed de aanwezigen misschien denken aan Archelaüs, een zoon van Herodes de Grote. Vóór zijn dood had Herodes de Grote Archelaüs als zijn opvolger aangewezen. Maar voordat Archelaüs over Judea en andere gebieden kon gaan regeren, moest hij eerst de lange reis naar Rome maken om de instemming van Caesar Augustus te krijgen.
minen: De Griekse mine was geen munt maar een gewichtseenheid van zo’n 340 g. Volgens Griekse schrijvers uit de oudheid werd de mine geschat op een waarde van 100 drachmen. Omdat de drachme bijna net zo veel waard was als een denarius, vertegenwoordigde een mine een aanzienlijk bedrag. (Zie Woordenlijst ‘Denarius’.) De Griekse mine verschilde van de Hebreeuwse mine. (Zie Woordenlijst ‘Mine’ en App. B14.)
het koningschap: Of ‘het koninkrijk’. (Zie aantekening bij Lu 19:12.)
geld: Zie aantekening bij Mt 25:18.
geld: Zie aantekening bij Mt 25:18.
bank: In de parabel van de minen in Lukas’ evangelie en in de illustratie over de talenten in Mattheüs’ evangelie had Jezus het over een bank en over bankiers die rente gaven over geld dat bij hen in bewaring was gegeven (Mt 25:14-30; Lu 19:12-27). Het Griekse woord trapeza, hier weergegeven met ‘bank’, betekent letterlijk ‘tafel’ (Mt 15:27). In verband met geldzaken, zoals bij de geldwisselaars, duidt het woord op een tafel of bank waarop munten lagen uitgestald (Mt 21:12; Mr 11:15; Jo 2:15). In de eerste eeuw waren er veel bankiers of geldschieters in Israël en omliggende landen.
rente: Het vragen van rente op leningen aan behoeftige mede-Joden was bij de wet verboden (Ex 22:25), maar rente op leningen aan buitenlanders was wel uitdrukkelijk toegestaan, waarschijnlijk voor handelsdoeleinden (De 23:20). In Jezus’ tijd was het blijkbaar gebruikelijk om rente te ontvangen op bedragen die bij geldschieters gedeponeerd waren.
Hij antwoordde: Deze woorden zijn ingevoegd om de lezer te helpen begrijpen dat in vers 26 de meester van de slaven weer aan het woord is, aangezien dat niet specifiek wordt aangegeven in de oorspronkelijke tekst.
Bethfagé: Zie aantekening bij Mt 21:1.
Bethanië: Zie aantekening bij Mt 21:17.
veulen: Zie aantekeningen bij Mt 21:2 en Mr 11:2.
Jehovah’s: In dit citaat uit Ps 118:26 komt Gods naam (weergegeven met vier Hebreeuwse medeklinkers, getranslitereerd als JHWH) voor in de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst. (Zie App. C.)
zouden de stenen het uitroepen: Zoals de context laat zien, had Jezus het over de uitspraak van zijn discipelen waar de farizeeën bezwaar tegen maakten (Lu 19:37-39). De discipelen gebruikten de woorden uit Ps 118:26. Die profetische psalm zou bij deze gelegenheid zeker worden vervuld, want Jehovah’s woorden komen ‘niet zonder resultaat’ bij hem terug (Jes 55:11). Als de discipelen op dat moment gedwongen waren geweest te zwijgen, zouden de letterlijke stenen het uitgeroepen hebben om deze profetie te vervullen.
huilen: Het Griekse woord voor huilen duidt vaak op hoorbaar huilen.
belegeringswal van puntige palen: Of ‘palissade’. Het Griekse woord charax komt in de Griekse Geschriften alleen hier voor. Het is wel gedefinieerd als ‘een spits toegesneden paal die wordt gebruikt voor het omheinen van een gebied’, ‘een staak’ en ook als een ‘militair bouwwerk van staken’, ‘een palissade’. Jezus’ woorden kwamen in het jaar 70 uit toen de Romeinen onder bevel van Titus een belegeringswal of palissade rond Jeruzalem maakten. Dat deed Titus om drie redenen: om te voorkomen dat de Joden zouden vluchten, om hun overgave te versnellen en om de inwoners door uithongering te dwingen tot onderwerping. De Romeinse troepen kapten de bomen op het platteland rondom Jeruzalem om aan het materiaal voor deze palissade te komen.
Ze zullen in jou geen steen op de andere laten: Zie aantekening bij Mt 24:2.
de tijd waarin je werd geïnspecteerd: Of ‘de vastgestelde tijd van je inspectie’. Het Griekse episkope (inspectie, bezoeking) is verwant aan de woorden episkopos (opziener) en episkopeo (waken over, goed opletten) en kan een positieve of negatieve gevoelswaarde hebben. Ontrouwe Joden, die zich niet realiseerden dat ze tijdens Jezus’ bediening op aarde werden geïnspecteerd, zouden door God worden veroordeeld. Maar degenen die de tijd van inspectie wel herkenden en die berouw hadden en geloof in God toonden, zouden Gods gunst krijgen. In de Septuaginta wordt in Jes 10:3 en Jer 10:15 hetzelfde Griekse woord gebruikt als weergave van een Hebreeuwse uitdrukking voor ‘dag van afrekening (straf)’.
tempel: Zie aantekening bij Mt 21:12.
joeg iedereen weg die daar aan het verkopen was: Op 10 nisan 33 reinigt Jezus de tempel een tweede keer. Dat wordt beschreven in het evangelie van Mattheüs (21:12-17), Markus (11:15-18) en Lukas. De eerste reiniging vond plaats in verband met het Pascha van het jaar 30 en wordt beschreven in Jo 2:13-17.
rovershol: Zie aantekening bij Mt 21:13.