Waarom de misdaad floreert
IN DE Verenigde Staten zijn sedert 1960 ernstige misdaden met 88 percent gestegen, terwijl de bevolking met slechts 10 percent is toegenomen. Thans is elk jaar een van de vijf Amerikaanse gezinnen het slachtoffer van een misdaad. Misdadigheid is echter niet uitsluitend een Amerikaanse kwaal. Ze neemt over de gehele wereld toe.
Op de Filippijnen is het misdaadcijfer gedurende het jaar 1965 bijvoorbeeld met een ontstellende 51 percent omhooggesprongen.
Wat de misdadigheid in Engeland betreft merkt het boek Crime in Our Time, door Josephine Bell, op: „De toename in de omvang van de misdadigheid in Engeland sedert het einde van de Tweede Wereldoorlog is niet alleen angstaanjagend maar ook onverklaarbaar.”
Met betrekking tot de Sovjet-Unie merkte het tijdschrift Newsweek van 23 december 1968 op: „De Sovjetregering, die haar tekortkomingen gewoonlijk onder een berg statistieken tracht te bedelven, gooit het met de misdaad over een andere boeg; ze publiceert zelden of nooit misdaadstatistieken. Er zijn echter alle tekenen dat de misdadigheid in Rusland, evenals in alle geïndustrialiseerde landen, toeneemt.”
Het misdaadcijfer is in werkelijkheid veel hoger dan officiële statistieken onthullen, omdat veel misdaden niet bij de politie worden aangegeven. Men heeft ontdekt dat in tal van achterbuurten in grote steden het aantal misdaden wel tien maal hoger kan zijn dan de officiële politiecijfers aangeven. Het tijdschrift Time van 14 februari 1969 berichtte: „Slechts ongeveer de helft van de verkrachtingen, berovingen, aanrandingen onder verzwarende omstandigheden, inbraken en grote diefstallen die elk jaar in de Verenigde Staten gepleegd worden, blijken een plaats in het politieregister te vinden.”
Het schijnt dus dat de misdaad veel weliger tiert dan over het algemeen wordt gedacht. Hoe komt dit? Komt het werkelijk door gebrek aan opvoeding, slechte huisvesting en armoede? Of zijn er belangrijkere redenen?
Te zachtzinnig
Velen zijn van mening dat de rechtbanken te zachtzinnig met wetsovertreders zijn geweest en dat dit aangemoedigd heeft tot wetteloosheid. De federale officier van justitie in Chicago, E. V. Hanrahan, zei in 1968: „Veel vonnissen zijn veel te zachtzinnig. Ze betekenen geen les voor de gedaagde en ook wordt er geen voorbeeld door gesteld voor de rest van de gemeenschap.”
Een soortgelijke mening uitend, merkte het hoofd van de politie van Cleveland op: „De uitspraken die de rechtbank de laatste tijd doet, moedigen aan tot misdaad en zijn zeer ontmoedigend voor de politie.” En rechter T. C. Murphy van Washington, D.C., zei: „Het lijkt wel of men deze zaken zo snel mogelijk wil afhandelen. Dagelijks worden er aanklachten ingetrokken.”
Sprekend over misdaden in Engeland, merkte Lord Shawcross, die van 1945 tot 1951 procureur-generaal van Engeland was, op: „De misdaad bloeit. Wij staan sinds de oorlog elk jaar opnieuw tegenover een massale toename in ernstige misdrijven. . . . De waarheid is, geloof ik, dat de wet hopeloos onrealistisch is geworden in haar houding ten aanzien van het voorkómen en ontdekken van misdaden. . . . Onze wetten zijn veel te toegeeflijk voor misdadigers.”
Ongestraft
Het feit dat de meeste misdaden onopgelost en ongestraft blijven, is nog een reden waarom de misdaad welig tiert. Naar schatting wordt minder dan 21 percent van de gerapporteerde misdaden opgelost door het arresteren van verdachten en slechts 6 percent eindigt met veroordelingen. Dat is slechts één veroordeling op de zeventien misdaden!
In een in 1967 door de Amerikaanse commissie voor het handhaven van wet en rechtsbedeling samengesteld rapport werd de gevolgtrekking gemaakt dat „als een verdachte bij het slachtoffer niet bekend is, noch op de plaats van het misdrijf wordt gearresteerd, de kansen klein zijn dat hij ooit wordt gearresteerd”. Met betrekking tot dezelfde situatie in Groot-Brittannië merkte Lord Shawcross op: „Hoe komt het dat de misdaad loont? Ze is lonend omdat de meeste misdadigers nooit worden gegrepen.”
Als iemand er niet zeer hoge morele maatstaven op na houdt, is het dan niet waarschijnlijk dat hij een onwettige handeling pleegt als hij er tamelijk zeker van is dat hij nooit gesnapt zal worden? Zal hij dan ook niet hoogstwaarschijnlijk bij het invullen van zijn belastingbiljet een onjuiste opgave doen als hij meent hierbij geen risico’s te lopen?
Ook in geval van ernstiger overtredingen zal een misdadiger zich driester voelen en vaker toeslaan als hij denkt dat er een goede kans bestaat dat hij niet gepakt zal worden. Hoe langer hij zonder ontdekt te worden misdaden kan begaan, hoe vaster zijn besluit wordt zijn wetteloze activiteiten voort te zetten. Anderen die zijn succes zien, worden aangemoedigd ook zelf misdaden te plegen.
Dit alles onderstreept een fundamentele waarheid die lang geleden in de bijbel onder woorden werd gebracht: „Omdat het vonnis over een slecht werk niet spoedig is voltrokken, daarom is het hart der mensenzonen in hen er volkomen op gericht kwaad te doen” (Pred. 8:11). Ten gevolge van overgeërfde zonde en onvolmaaktheid zijn mensen vanaf de dag van hun geboorte tot het kwade geneigd. Zij hebben beperkende wetten en goede morele maatstaven nodig om hun als gids te dienen voor het doen van wat juist is.
Steun van het publiek
Hoewel het publiek het slachtoffer van de misdaad is, werkt ze de misdaad in de hand door van onwettige diensten gebruik te maken en onwettige produkten te kopen. Misdadigers zijn bereid deze voor een bepaalde prijs te verlenen en te leveren. Zou prostitutie bijvoorbeeld kunnen bestaan als ze niet de steun ontving van het publiek? Zou inbraak zo’n probleem zijn als dieven bij het publiek geen afzet voor hun gestolen goederen konden vinden? Hoe zou de verdorven handel in verdovende middelen kunnen blijven bestaan als er geen zwarte markt voor verdovende middelen was?
En is het niet het publiek dat het gokrijk van de georganiseerde misdaad steunt? Het is een feit dat met de verdiensten van gokken vele overheidspersonen worden omgekocht, tal van misdadige activiteiten worden gefinancierd en „gangsters” zelfs in de gelegenheid worden gesteld erkende zaken over te nemen. Het boek The Challenge of Crime in a Free Society, een rapport van de Amerikaanse commissie voor het handhaven van wet en rechtsbedeling, verklaart: „Politieautoriteiten zijn bijna eenstemmig van mening dat gokken de grootste bron van inkomsten voor de georganiseerde misdaad is.”
Verder aantonend hoe het gokkende publiek misdadigers in de hand werkt, verklaarde Harper’s Magazine van april 1964: „Ons systeem als geheel schiet te kort en wij hebben er allen schuld aan — tot aan de individuele burger toe die zijn dubbeltjes, kwartjes en guldens neertelt voor een loterijspel of bookmaker. Zo werkt hij het leger van syndicaatsoldaten en mensen die ’het vuile werk’ moeten opknappen in de hand en spekt hij de schatkist van deze verborgen regering die Het Syndicaat, Cosa Nostra, De Bende, of wat maar ook wordt genoemd.”
Wellicht zullen sommigen menen dat hun gezin niet persoonlijk wordt getroffen door de georganiseerde misdaad, maar dat wordt het wel. Zaken die in handen zijn van profiteurs kunnen de gezondheid van het gezin in gevaar brengen door de illegale verkoop van bedorven levensmiddelen. Het kan ook zijn dat het gezin hogere belastingen moet betalen voor een sterkere politiemacht om de plaatselijke misdaad te bestrijden, of omdat corrupte ambtenaren belastinggeld verspillen door de aanbesteding van openbare werken aan aannemersbedrijven te gunnen die het eigendom van „gangsters” zijn.
Wat hapert eraan?
Hoe komt het dat het publiek een klimaat in stand houdt dat misdaad en corruptie voortbrengt? Een fundamentele reden is dat zo velen geen eerbied voor de hoge morele maatstaven van Gods Woord de bijbel hebben. Ondanks hun bewering christenen te zijn, bewijzen zij door hun daden beïnvloed te zijn door het materialistische atheïsme. Zij stellen persoonlijke, zelfzuchtige verlangens vóór gehoorzaamheid aan goddelijke wetten.
Een van de leden van de Amerikaanse commissie tot handhaving van de wet verklaarde: „Hoe grondig de onderzoekingen van de commissie ook zijn geweest en hoe veelomvattend de waardevolle aanbevelingen ervan ook zijn, haar rapport lijkt mij onvolledig omdat het nalaat godloosheid als een grondoorzaak voor misdadigheid te erkennen.”
Met betrekking tot Engeland merkt ook het boek Crime in Our Time op: „Een verlaging van moreel inzicht en morele maatstaven is een positief kenmerk van het huidige leven in dit land. . . . Doch in verhouding tot de hele bevolking moet het aantal werkelijk gelovige, praktizerende christenen thans wel zeer gering zijn.”
Wat blijft er, als de morele maatstaven van de bijbel opzij worden gezet, nog over om ’s mensen aangeboren neiging tot het kwade in bedwang te houden? Als er geen beperkingen zijn en als de mensen doen wat recht is in hun eigen ogen, is het dan een wonder dat de misdaad de hoogte in vliegt? Bovendien leven wij in de generatie waarin, zoals de bijbel zegt, Satan de Duivel, wetend dat zijn tijd kort is, uitdrukking geeft aan grote toorn. „Wee de aarde”, zegt de bijbel daarom (Openb. 12:7-12). Is het dan een wonder dat er onlusten zijn en de wetteloosheid zich verbreidt? Is het een wonder dat vele straten in de steden na donker niet meer veilig zijn?
Alleen als de Duivel door God buiten werking is gesteld en als alle mensen volgens de morele maatstaven en goddelijke wetten van de bijbel leven, zal de misdaad niet meer floreren en zelfs niet meer bestaan. Zulk een wereldomvattende verandering is alleen mogelijk door toedoen van God. Dat dit verwezenlijkt zal worden, wordt ons verzekerd door Gods eigen belofte: „Want de boosdoeners zelf zullen afgesneden worden . . . En nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn; en gij zult stellig acht geven op zijn plaats, en hij zal er niet zijn. De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede.” — Ps. 37:9-11.