Is een vriendelijke hond ongevaarlijk?
HET aantal honden is veel sneller toegenomen dan het aantal mensen. Alleen al van de jaren dertig tot zestig is in de Verenigde Staten hun aantal met vier vermenigvuldigd, terwijl de menselijke bevolking zelfs niet eens verdubbelde.
De stad New York heeft een half miljoen honden; toch is dat aantal nog veel minder dan in Londen, waar er 700.000 en in Mexico, waar er een miljoen zijn. Hoewel enkele honden kwaadaardig zijn — in 1969 werden er in de stad New York ongeveer 25.000 gevallen van hondebeten gemeld — zijn de meeste vriendelijk. Betekent dit dat alle vriendelijke honden ongevaarlijk zijn?
Uit de manier waarop sommige mensen met ze omgaan, valt op te maken dat zij dit schijnen te denken. Zij aarzelen niet vrijwel iedere vriendelijke hond die zij tegenkomen te liefkozen, en soms laten zij zelfs toe dat de hond hun handen of gezicht likt. Is dat verstandig?
Niet alle honden zijn ongevaarlijk
In de Verenigde Staten komen honden soms in contact met ’poison ivy’a; de honden kunnen dan het irriterende sap van de plant in hun vacht krijgen. Bij bepaalde gevallen van huidaandoening bleek de oorzaak te liggen bij een vriendelijke hond die het sap van de plant in zijn vacht had. Ook sommige allergische personen hebben ontdekt dat een hond bij hen onprettige reacties teweegbrengt. Als de hond weg is, voelen zij zich opgelucht.
Honden kunnen ook ringworm krijgen en kunnen de schimmel die deze huidziekte veroorzaakt door aanraking op de mens overbrengen. In een officiële publikatie van de Amerikaanse Kynologenclub, The Complete Dog Book, wordt hierover opgemerkt: „Kinderen die met besmette honden omgaan raken vaak zelf besmet.” Hoewel honden dus misschien vriendelijk zijn, kunnen het dragers zijn van deze ziekte, die weliswaar niet ernstig, maar wel zeer besmettelijk is.
Hondsdolheid daarentegen is een van de meest gevreesde ziekten. Deze ziekte wordt gewoonlijk op de mens overgebracht door een hondebeet, hoewel de beet van andere dieren iemand ook kan infecteren. In het begin kan een hond die aan hondsdolheid lijdt, vriendelijker lijken dan anders. Maar de hond kan zeer snel geïrriteerd raken en kan, als hij wordt opgepakt, bijten en daardoor een ziekte overbrengen die bijna zeker dodelijk is.
Dan zijn er ook vriendelijke honden die onvriendelijke vlooien hebben. Deze vlooien vallen ook de mens aan en kunnen een ziekte overbrengen. Daarom dat Dr. D.P. Furman, een deskundige op het gebied van de parasitologie, in verband met vlooien op het volgende aandringt: „Ieder gezinshoofd dient dit ongedierte zo vlug mogelijk te verdelgen.”
Het is dus duidelijk dat niet alle honden ongevaarlijk zijn. In een gedeelte over de bacterie- en schimmelinfecties waaraan honden blootstaan, zegt The New Dog Encyclopedia (1970): „Veel van deze ziekten zijn belangrijk in verband met de openbare volksgezondheid, want andere dieren en ook mensen worden er door aangetast. Men dient vooral voorzichtig te zijn met geïnfecteerde honden in de buurt van kinderen, bejaarden of personen die ten gevolge van andere ziekten een verminderd weerstandsvermogen hebben.”
Zijn uitwerpselen van honden een bron van ziekten?
Naarmate het aantal honden toeneemt, vermeerdert ook hun afval. Een grote hond laat wel 570 gram faecaliën per dag achter, maar van alle honden is het gemiddelde ongeveer 340 gram. Alleen al van de honden van de stad New York komt dat neer op meer dan 60.000 ton vaste afval per jaar, nog afgezien van de miljoenen liters urine! Kan deze afval ziekten veroorzaken?
Ja, dat kan. De canicolakoorts, een leptospirose, kan er bijvoorbeeld door worden verbreid; dit is een ziekte bij de mens die op de ziekte van Weil lijkt. Men schat dat 50 percent van alle honden over de hele wereld wel eens door deze ziekte getroffen is. De mens kan geïnfecteerd worden als hij met de uitscheidingsprodukten van een hond, vooral met de urine, in aanraking komt. In een commentaar op deze ziekte merkt Preventive Medicine and Public Health, geredigeerd door P.E. Sartwell, op:
„Leptospirosen zijn over de hele wereld verbreid. Nu men meer af weet van bepaalde ziektebeelden en men voor het stellen van een diagnose meer gebruik is gaan maken van het laboratorium, is het duidelijk geworden dat leptospirosen bij de mens meer voorkomen dan men vroeger dacht. Daar deze ziekten in hun mildere vorm een verscheidenheid aan symptomen hebben zonder dat er geelzucht optreedt, zullen ze zonder laboratoriumonderzoek aan de aandacht ontsnappen. Het ziektebeeld bestaat misschien alleen maar uit een plotseling opzettende koorts met koude rillingen, hoofdpijn, braken en pijn in de uiteinden van de ledematen, de gewrichten en de spieren. Men herstelt binnen zeven tot tien dagen.”
In sommige streken worden de honden ook geïnfecteerd met lintwormen behorend tot het geslacht Echinococcus. De eieren van deze wormen komen met de faecaliën naar buiten. Mensen die besmette honden liefkozen of door deze honden gelikt worden, kunnen deze microscopisch kleine eieren van de lintworm op hun hand krijgen; als de eieren in het lichaam komen, kunnen ze de blaaswormziekte, ook wel echinococcosis genoemd, veroorzaken. In Uruguay worden de runderen en de varkens zwaar door deze ziekte geteisterd, en per jaar zijn er daar ongeveer 500 mensen die deze ziekte krijgen, van wie er ongeveer vijftig sterven.
De blaaswormziekte komt voor in het zuidelijke deel van Zuid-Amerika, in Zuid-Australië, Tasmanië, Nieuw-Zeeland, Afrika en het Midden-Oosten, waar ook de mens er in meerdere of mindere mate door wordt getroffen. Deze ziekte komt verbazingwekkend veel voor onder de Eskimo- en Indianenbevolking van Canada, maar wordt zuidelijker in Noord-Amerika vrijwel niet aangetroffen.
De honden krijgen deze lintworm door het eten van de inwendige organen van geïnfecteerde runderen of varkens, waarin zich de minuscule koppen van de kleine lintworm bevinden. Deze koppen hechten zich aan de wand van het darmkanaal van de hond en groeien tot ze volwassen zijn, waarbij ze niet langer worden dan zes en een halve millimeter. Een hond kan gastheer zijn van vele duizenden van deze volwassen wormen, en per week kunnen er met zijn uitwerpselen wel een miljoen van hun eieren naar buiten komen!
Als deze eieren in het lichaam raken van een tussengastheer — zoals mensen, runderen of varkens — komen in de darmen de larven uit de eieren vrij, waarna deze de darmwand doorboren en zich in de verschillende organen en weefsels, vooral in de lever, nestelen. Daar worden blazen gevormd, waar de larve zich tot de kop van de lintworm ontwikkelt. Hoewel er in een tussengastheer geen volwassen lintworm wordt gevormd, kan de vorming van blazen toch de gastheer, zowel mens als dier, ziek maken of zelfs doden.
Honden die met deze lintworm zijn besmet, vormen dus voor andere schepselen een bron van mogelijke infectie. Ze kunnen een werkelijk gevaar opleveren voor de gezondheid. Maar zijn honden die andere, meer gewone soorten wormen hebben, ook gevaarlijk?
Hoewel men in het algemeen niet van mening was dat deze honden gevaarlijk waren, is het interessant op te merken wat het tijdschrift Scientific American van september 1966 verklaarde: „Drie onderzoekers in Engeland zijn na een onderzoek van de infectie van mensen met darmwormen die veel bij huisdieren voorkomen, tot de conclusie gekomen dat honden en katten ’een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid’ kunnen vormen. De eieren van de wormen, Toxocara canis en T. cati, kunnen overgaan op mensen. . . .
Onderzoekingen in Engeland en de V.S. wijzen uit dat een op de vijf honden en katten die als huisdier worden gehouden, met de desbetreffende darmworm is besmet, en in de tropen is dat aantal naar verhouding waarschijnlijk nog veel groter. De onderzoekers zijn tot de conclusie gekomen dat een aanzienlijk aantal mensen door toxocariasis wordt aangetast, dat er waarschijnlijk poliomyelitus door kan worden verbreid en ze epilepsie kan veroorzaken en dat ze, vooral in de tropen, heel goed verband kan houden met een aantal andere ziekten.”
Het hoeft geen verbazing te wekken dat hetgeen door de darmen van de hond wordt afgescheiden, ziekteverwekkende organismen kan bevatten en dat deze de mens kunnen besmetten. Want zijn mensen zelf ook niet vaak dragers van ziekten? Ja, en vandaar dat men grote waarde hecht aan goede sanitaire voorzieningen om het afval dat eventueel gevaar kan opleveren te verwijderen.
Wat dient men te doen?
Betekent het feit dat honden ziekten aan de mens kunnen doorgeven dat wij verstandig doen elk contact met ze te vermijden? Neen, wij zouden dan ook elk contact met mensen moeten vermijden omdat ook zij ziekten kunnen doorgeven. Het gaat erom dat wij ons ervan bewust moeten zijn dat honden een bron van besmetting kunnen vormen. En hoewel honden vriendelijk kunnen zijn, wil dat nog niet zeggen dat zij ongevaarlijk zijn. De bijbel verwijst niet zonder reden naar honden als onreine dieren. — Spr. 26:11.
Men dient dus een redelijke voorzichtigheid te betrachten als men in de buurt van een hond is. Het zou niet verstandig zijn eenvoudig iedere hond die langs komt te aaien of toe te laten dat hij u likt, ook al is het een vriendelijke hond. De hond kan een besmettelijke ziekte hebben. Of hij kan het achtereind van een hond met een besmettelijke ziekte besnuffeld of gelikt hebben. Misschien heeft hij pas in vuil gerold waarin zich ziekteverwekkende organismen bevonden. En zelfs al kent u de hond goed, is het toch geen reine gewoonte hem uw gezicht te laten likken of van uw bord te laten eten of hem zijn behoefte te laten doen op plaatsen waar andere mensen er zeer waarschijnlijk mee in aanraking zullen komen.
Vooral als de honden in uw omgeving erom bekend staan dat zij infecties of ziekten veroorzaken, moet u voorzichtig zijn. Als er zich bijvoorbeeld waar u woont gevallen van blaaswormziekte voordoen, voer dan niet de rauwe inwendige organen van geslachte dieren aan honden en laat ze er ook niet bij komen. In Uruguay, waar deze ziekte veel voorkomt, is dit bij de wet verboden. Veronachtzaam dergelijke wetten niet.
Bescherm ook uw drinkwater tegen mogelijke besmetting door honden of hun uitwerpselen. Wees op dezelfde wijze voorzichtig met uw voedsel. Laat uw hond bijvoorbeeld niet in uw groentetuin ronddollen of spelen. En zorg er beslist voor dat alle voedsel goed gekookt wordt, zodat ieder lintworm-ei waarmee het misschien besmet is, wordt gedood.
Wij zijn gemaakt om van de dieren die onze liefdevolle Schepper heeft verschaft, te genieten. Maar, terzelfdertijd is het belangrijk oordeelkundig te werk te gaan. Want denk eraan: Een vriendelijke hond is niet noodzakelijkerwijs een ongevaarlijke hond.
[Voetnoten]
a Een klimplant die in bepaalde gebieden van Noord-Amerika veel voorkomt. Het sap van de plant kan ernstige huidontstekingen veroorzaken.