Het baren van kinderen in de loop der eeuwen
HET baren van kinderen is een van de alleroudste menselijke activiteiten, bijna even oud als eten en drinken. Het gaat terug tot de dag waarop de eerste vrouw Eva haar eerstgeboren zoon Kaïn ter wereld bracht. Daar het baren van kinderen van zo fundamenteel belang is voor het voortbestaan van het menselijke geslacht, rijzen er in verband met dit onderwerp interessante vragen.
Waarom moet bijvoorbeeld een in wezen zo natuurlijk proces zo pijnlijk zijn voor de moeder? En aangezien veel vrouwen in de zogenoemd „ontwikkelde” landen in goed toegeruste ziekenhuizen, kraamklinieken of met deskundige hulp thuis bevallen, rijst ook de vraag hoe vrouwen zich in het verleden hebben gered.
In het geval van Eva was er beslist geen deskundige vroedvrouw bij de hand toen Kaïn werd geboren. Zij schijnt het tamelijk goed alleen te hebben kunnen opknappen, of hoogstens met de onervaren hulp van haar echtgenoot Adam. Waarom dan al die drukte nu? Zou het misschien kunnen zijn dat er in het verleden enkele waardevolle lessen voor het heden liggen opgeslagen?
Waarom de barensweeën?
Wat de pijnen en gevaren betreft waarmee het baren van kinderen gepaard gaat, als de theorie van de evolutie waar zou zijn, lijkt er geen aanwijsbare oorzaak te bestaan waardoor menselijke moeders hun nageslacht niet met hetzelfde gemak ter wereld zouden brengen als de dieren. Toch is dit duidelijk niet het geval. De wetenschap heeft geen deugdelijke verklaring te bieden voor het grote verschil dat er bestaat tussen de geboorte en groei van een mensenbaby en het jong van een dier.
Alleen de bijbel geeft licht in deze zaak. Dit boek toont aan dat de problemen in verband met het baren van kinderen een direct gevolg zijn van de zonde die de eerste vrouw beging tegen haar Schepper, van wie zij haar voortplantingsvermogen had ontvangen. Na haar opstand tegen hem, zei God tot Eva: „Ik zal de smart van uw zwangerschap zeer doen toenemen; met barensweeën zult gij kinderen voortbrengen.” — Gen. 3:16.
Weliswaar verschillen de moeilijkheden die vrouwen bij de baring ervaren naar gelang van hun fysieke bouw en het soort van bestaan dat zij leiden, terwijl ook de moderne voorbereidingsmethoden tijdens de zwangerschap het lijden enigszins kunnen verlichten, maar niettemin zullen miljoenen vrouwen van alle rassen het erover eens zijn dat de woorden die God tot Eva sprak, nog steeds waar blijken te zijn. Hoe hebben vrouwen in de loop der eeuwen aan dit probleem het hoofd geboden?
Het baren van kinderen onder Hebreeuwse vrouwen
Er zijn maar heel weinig passages in de bijbel die spreken over de wijze waarop vrouwen in de oudheid kinderen baarden. Misschien is wel het meest gedetailleerde verslag hierover te vinden in het eerste hoofdstuk van het boek Exodus. Om zijn genocide-programma gericht tegen de Hebreeën die zich in zijn land hadden gevestigd, te bespoedigen, gaf een van Egypte’s farao’s het volgende bevel aan de Hebreeuwse vroedvrouwen: „Wanneer gij de Hebreeuwse vrouwen bij het baren helpt en hen werkelijk op de kraamstoel ziet: indien het een zoon is, dan moet gij hem ter dood brengen.” Enige tijd later rechtvaardigden deze godvrezende vrouwen het feit dat zij in gebreke waren gebleven dit moorddadige plan uit te voeren, voor de koning met de volgende woorden: „Omdat de Hebreeuwse vrouwen niet zijn als de Egyptische vrouwen. Want zij zijn levenskrachtig, zij hebben reeds gebaard voordat de vroedvrouw bij hen kan komen.” — Ex. 1:16-19.
Uit deze passage leren wij drie dingen: Ten eerste, dat het beroep van vroedvrouw reeds in die ver in het verleden liggende tijd bestond (zestiende eeuw v.G.T.); ten tweede, dat vrouwen klaarblijkelijk niet achteroverliggend op een bed bevielen, maar zittend of diep voorovergebogen op een soort van kraam- of verlosstoel; en ten derde, dat Hebreeuwse vrouwen vaak zonder deskundige hulp een kind ter wereld brachten, dat zij „levenskrachtig” of, zoals andere bijbelvertalingen weergeven, „sterk” of „gehard” waren. — Statenvertaling, Jerusalem Bible.
De houding die de Hebreeuwse vrouwen waarschijnlijk aannamen om te bevallen wordt door Kennett in zijn werk Ancient Hebrew Social Life and Custom als volgt beschreven: „Bij de geboorte van een kind werd de moeder verlost . . . steunend op een klein krukje, gelijkend op het draaiwiel van een pottenbakker.” The New Bible Dictionary, door J. D. Douglas, verklaart: „Onder de Hebreeuwse vrouwen was het vaak de gewoonte bij de baring in gebukte houding te zitten met een paar natuur- of bakstenen als ondersteuning.”
Wat het excuus van de Hebreeuwse vroedvrouwen betreft, dat de Hebreeuwse vrouwen reeds gebaard hadden voordat zij bij hen konden komen, daar moet een kern van waarheid in hebben gescholen, anders zou de Egyptische tiran hen wel onmiddellijk ter dood hebben laten brengen. G. J. Witkowski verklaart: „Het lijkt waarschijnlijk dat de joodse vrouwen slechts bij ernstige gevallen hulp inriepen [van een vroedvrouw] en dat zij vaker wel dan niet zonder assistentie bevielen.”
Hoewel de hardwerkende Hebreeuwse vrouwen het bij de baring over het algemeen makkelijker zullen hebben gehad dan de luxueuzer levende Egyptische vrouwen, wijst het feit dat barensweeën door de hele bijbel heen als een symbool van onontkoombaar lijden worden gebruikt, er toch op dat ook de Hebreeuwse moeders niet gevrijwaard bleven voor baringspijnen en -gevaren (Ps. 48:6; Jer. 13:20-22; 50:43; Micha 4:9, 10; 1 Thess. 5:3). Jakobs vrouw Rachel werd bijvoorbeeld door een vroedvrouw geholpen, maar „zij [had] het moeilijk . . . bij de bevalling”, en zij stierf terwijl zij Benjamin ter wereld bracht. Ook Juda’s schoondochter Tamar had bij de geboorte van haar tweeling een moeilijke bevalling, waarbij als complicatie nog een inscheuring van de bekkenbodem ontstond. — Gen. 35:16-20; 38:27-30.
Over de Hebreeuwse zorg na de geboorte lezen wij in een bijbelprofetie die in figuurlijke taal over het ontstaan van Jeruzalem spreekt (Ezech. 16:4). Volgens deze passage werd eerst de navelstreng afgesneden, waarna de boreling werd schoongewassen, afgewreven met zout, klaarblijkelijk om de huid te versterken en te laten samentrekken, en ten slotte in windsels gewikkeld om warm te blijven. Het Hebreeuwse kind werd over het algemeen aan de borst gevoed en werd pas op twee- of driejarige leeftijd gespeend, soms zelfs op nog oudere leeftijd (1 Sam. 1:24-28). Van deze gewoonte van een late spening wordt ook in het apocriefe boek 2 Makkabeeën, hoofdstuk 7 vers 27, melding gemaakt.
Het baren van kinderen in Egypte, Griekenland en Rome
In de oudheid was het baren van kinderen onder niet-Hebreeuwse volken gehuld in mysterie en bijgeloof. De Egyptenaren geloofden dat er vier godinnen waren die over zwangere vrouwen waakten. Dat waren Isis, Nefthys, Heket en Mesjkent.
Uit een beschouwing van de Egyptische hiërogliefen en bas-reliëfs is op te maken dat de Egyptische vrouwen bevielen in een gehurkte of geknielde houding, of zittend op een soort van kraamstoel. Een „Boete-hymne aan een godin”, daterend van het eind van het Egyptische Rijk, bevat de volgende passage: „Ik zat op de ste(e)n(en) als een zwangere vrouw.”
Wat de Grieken en Romeinen betreft, ook zij waren met betrekking tot het baren van kinderen zeer bijgelovig en aanbaden goden die, naar men dacht, zwangere vrouwen beschermden. De Griekse vrouwen riepen Ilithjia aan, de godin van de geboorte, en ook de maangodin Artemis. Ilithjia wordt, volgens één bron, „meestal knielend afgebeeld, een houding waarvan men meende dat die de bevalling vergemakkelijkte”.
In het oude Rome plaatsten aanstaande moeders zich onder de bescherming van Juno of Lucina, een maangodin. De Lalung schrijft betreffende de houding bij de baring: „Romeinse vrouwen bevielen gewoonlijk op bed, in de halfopgerichte houding waarin zij ook aan de maaltijd aanlagen . . . Voor moeilijke bevallingen beval Soranus van Éfeze [een Griekse geneesheer uit de tweede eeuw G.T.], die tijdens de regering van Trajanus in Rome zijn praktijk uitoefende, aan dat de vrouw dan moest knielen ’ten einde de baarmoeder in een betere stand te brengen; krachtige vrouwen dienen ook deze houding aan te nemen’. Evenals de Griekse vrouwen, bevielen ook de Romeinse vrouwen op speciale stoelen zonder leuning.”
Het baren van kinderen onder andere volken
Over de wijze van baring bij andere volken is bijna hetzelfde verhaal te vertellen als dat van de reeds genoemde volken. In de gehele katholieke wereld werden de Egyptische Isis, de Griekse Ilithjia en de Romeinse Juno vervangen door de „Heilige” Margaretha van Antiochíë, die bekend kwam te staan als de „onoverwinnelijke martelares, de hoop van zwangere vrouwen, de helpster bij bevallingen”. Zowel deze „heilige” als de „Maagd Maria” zijn door vrouwen in barensnood, van koninginnen tot bedelaressen toe, aangeroepen. Een andere bijgelovige katholieke gewoonte is geweest, een „Agnus Dei”, een door de paus gezegend wassen medaillon, onder het kussen van een bevallende vrouw te leggen.
De houdingen bij de bevalling zoals die bij de verschillende rassen en volken op aarde gebruikelijk waren, staan nauwkeurig gecatalogiseerd in het boek van wijlen Dr. G. Engelmann, Labour Among Primitive People. Alle mogelijke houdingen zijn erin beschreven, van de staande houding, hangend aan een boomtak, tot de liggende, op bed; de geknielde en gehurkte stand komen onder de zogenaamd primitieve volken het meest voor.
Bij de zo geheten beschaafde volken zijn kraamstoelen, variërend van V-vormige krukjes tot rijk versierde leunstoelen, eeuwenlang populair geweest. Dr. A. Pecker maakt melding van een Historisch Medisch Museum in Londen dat een collectie van niet minder dan negenendertig verschillende modellen kraamstoelen in bezit heeft.
De kraamstoelen raakten uit de mode en het werd in de „ontwikkelde” landen een normaal medisch gebruik dat een vrouw in bed beviel, daarbij plat of half achterover op haar rug of op haar zijde liggend.
Lessen uit het verleden
Kan er iets worden geleerd uit dit korte overzicht van de gewoonten en gebruiken bij de bevalling in de loop der eeuwen? Na de voltooiing van zijn werk Labour Among Primitive People, dat in 1881 en 1882 eerst in artikelvorm verscheen in de American Journal of Obstetrics, kwam Dr. G. Engelmann tot de conclusie dat de horizontale ligging op de rug noch de meest natuurlijke, noch de beste houding is voor een gemakkelijke bevalling.
In 1937 publiceerde Dr. Kathleen Vaughan, die in Egypte, India en Kasjmir als arts werkzaam was geweest, in Londen een boek met als titel „Safe Childbirths”, waarin zij zich uitsprak voor de „natuurlijke houding” bij het baren, daarmee duidend op de gehurkte houding.
In zijn in 1958 verschenen boek over de geschiedenis van het baren schreef Dr. A. Pecker: „Zoals een van mijn professoren altijd zei, is het baren een menselijke verrichting die in wezen hurkend moet plaatsvinden. Dit klassieke feit zal hebben geleid tot de ontwikkeling van een passende techniek, zoals die instinctief onder primitieve volken wordt toegepast.”
In 1971 propageerde een Argentijnse bioloog, Dr. T. Perrusi, verlossing in verticale houding terwijl hij tevens een goede verlosstoel ontwierp die nu in Argentinië steeds populairder wordt. In 1972 heeft Dr. N. A. Newton, staflid van de medische faculteit van de Northwestern University, kritiek geleverd op de huidige gebruikelijke methoden die in de Verenigde Staten bij de baring worden toegepast, met inbegrip van de gewoonte vrouwen bij de verlossing plat op hun rug te laten liggen; zij beweert dat een zittende of hurkende houding de baring vergemakkelijkt.
In een artikel, getiteld „Brain Damage by Asphyxia at Birth” (Hersenbeschadiging door asfyxie bij de geboorte), dat in 1969 in de oktober-uitgave van Scientific American verscheen, schreef W. F. Windle:
„De meeste geboorten bij apen vinden, net als bij de mensen, ’s nachts plaats. De baring duurt kort: een uur of minder. Het vrouwtje hurkt en laat het jong op de grond vallen. Gedurende de geboorte gaat het meeste bloed uit de placenta [moederkoek] over naar de vrucht . . . Kinderen worden in vele delen van de wereld op dezelfde wijze geboren. De vrouw baart, vaak zonder assistentie, in de gehurkte houding, en het kind beneden haar ontvangt het grootste deel van het bloed dat zich in het vaatstelsel van de placenta en de aderen van de navelstreng bevindt. . . . bij elke bevalling is het belangrijk de navelstreng intact te laten totdat ook de placenta is uitgedreven. Het onmiddellijk afklemmen van de navelstreng staat voor het kind gelijk met het ondergaan van een zware bloeding, daar bij de geboorte een vierde deel van het foetale bloed zich nog in het placentale bloedvatenstelsel bevindt. Door het kind van die grote hoeveelheid bloed te beroven . . . kan men het gevaar van hersenschade door asfyxie [verstikking] vergroten.
In de ontwikkelde landen wordt bij de baring natuurlijk de rugligging toegepast om de bij de bevalling aanwezige arts of vroedvrouw in staat te stellen de geboorte gemakkelijk waar te nemen en, indien nodig, hulp te bieden. Bij de gehurkte houding wordt, behalve dat het kind het placentale bloed van boven kan ontvangen, . . . de samendrukking vermeden van de bloedvaten die de placenta van bloed voorzien, hetgeen bij een op de rug liggende patiënte wel gebeurt als de zware [gevulde] baarmoeder naar achteren tegen het bekken gaat hellen. Door de vrouw bij de baring op haar zij te laten liggen, kan een dergelijke samendrukking echter ook worden voorkomen en kan worden vermeden dat in de zuurstoftoevoer naar het kind een scherpe daling optreedt.”
Over het geven van borstvoeding, een in het verleden, en nu nog op verschillende plaatsen gebruikelijke gewoonte, verklaart een Frans medisch standaardwerk:
„De voeding die het pasgeboren kind nodig heeft, is melk, bij voorkeur de melk van zijn eigen moeder, welke alleen volmaakt is aangepast aan de werking van zijn spijsverteringsstelsel. Wegens lichamelijk onvermogen of omdat zij niet bereid zijn hun kind te voeden, vervangen veel moeders de moedermelk door koemelk, waarvan de samenstelling door henzelf of op de fabriek enigszins gewijzigd wordt. . . . Het geven van borstvoeding is een natuurlijke, eenvoudige en schone methode die volledig is aangepast aan de behoeften van het kind, en het voorziet in een volledige, evenwichtige en speciale voeding. De melk wordt makkelijk en snel verteerd en bevat antistoffen uit het moederlichaam die het kind helpen infectie te bestrijden. . . . Het draagt bij tot het verstevigen van de emotionele band tussen moeder en kind. Kort gezegd, het is de ideale methode waar men te vaak om loze voorwendsels vanaf ziet.”
Wat zowel de eigenlijke baring als de postnatale zorg betreft, lijkt het er dus op dat sommige medici voorstanders zijn van een terugkeer tot meer natuurlijke methoden. Dit zal misschien verlichting van lijden tot gevolg hebben, maar, zoals De Lalung verklaarde, „hoe kort de baring ook mag zijn, zowel onder de geciviliseerde als de niet-geciviliseerde volken, blijft ze pijnlijk. De Genesis-straf . . . zal zwaar blijven rusten op de sekse die ons ter wereld brengt”.
Ja, Genesis 3:16 zal voor vrouwen op pijnlijke wijze waar blijven, totdat de gelukkige tijd aanbreekt dat Openbaring 21:4 werkelijkheid wordt, want dan zal God op zijn rechtvaardige „nieuwe aarde” in de loop van de tijd „elke traan uit [menselijke] ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn”.