„Gulden vlies” van het hoge Noorden
Door Ontwaakt!-correspondent in Canada
VAN de boomloze toendra’s en sneeuwvelden in het poolgebied komt, naar sommigen menen, de mooiste wol van de wereld, mooier nog zelfs dan van de kasjmiergeit. Het „Gulden vlies van de pool”, zo wordt ze wel genoemd. Maar van welk dier afkomstig? Kort gezegd, van de muskus- of schaapos. Eskimo’s noemen hem echter anders: umingmaq, hetgeen zoveel betekent als de „gebaarde”, dit vanwege de lange chocolade-bruine haren van de muskusos, die over zijn hele lichaam naar beneden hangen en hem een ruig, warrig uiterlijk verlenen.
Het is echter niet dit buitenste haar waarvan zulke prachtige wol wordt gemaakt; onder hun langharige jassen verbergen de muskusossen een dikke onderlaag van uitgelezen, zijdeachtige wol, die in de zomer wordt afgeworpen.
Dank zij deze wollen ondervacht kunnen ze het in de extreme koude van hun noordelijke winter-woonplaats goed uithouden. Zo uitstekend is de warmte-isolatie van deze vacht, dat de sneeuw onder of rond een muskusos niet eens smelt als hij gaat liggen, hoewel zijn lichaamstemperatuur toch altijd constant rond de 38 graden ligt.
Lichaamskenmerken
Mijnheer Muskusos heeft een korte nek en grote kop, en een gewicht van rond de 350 kilo. Hij is daarnaast in het bezit van scherp gepunte horens, die van zijn kop naar beneden buigen en bij de uiteinden weer omhoog steken. Ook de koeien en jonge dieren hebben horens, hoewel iets kleiner van formaat. Vanwege deze formidabele horens is de muskusos door een poolonderzoeker wel eens „het gevaarlijkste wild op aarde” genoemd.
Ofschoon de muskusos stevige korte poten heeft, is hij ’vlug ter been’ en verplaatst hij zich sneller dan de mens kan rennen. Zijn witgesokte poten eindigen in brede, gespleten hoeven, speciaal ontworpen om hem bij het beklimmen van rotsachtige uitsteeksels een stevig houvast te verlenen. De randen van de hoeven hebben een scherpe snijkant waarmee de dunne, bevroren sneeuwlaag kan worden weggeschraapt van aan weer en wind blootgestelde heuvelhellingen, om bij het spaarzame gras en de lage plantengroei te komen, waarmee zij zich voeden.
De muskusos is in feite geen os, maar een verwant van de Europese gems, en wordt met deze tot de familie van de Bokken gerekend. In tegenstelling tot het muskushert heeft de muskusos geen speciale muskusklieren, hoewel de mannetjes in de bronsttijd wel een soort van muskusachtige geur verspreiden.
De Schepper van alle levende organismen heeft de muskusos goed toegerust voor het barre klimaat waarin hij vertoeft. Op het eiland Ellesmere, ver in het hoge Noorden, waar ongeveer 4000 exemplaren van deze dieren leven, is van november tot eind februari geen zonlicht aanwezig. Interessant is dat het oog van de muskusos voorzien is van een aanzienlijk aantal grote „staafjes” — netvliescellen die dienen voor nachtelijke waarneming, terwijl hij voor de lange noordelijke zomerdagen een ingebouwde zonnebril bezit! De pupillen van zijn ogen, rechthoekig van vorm, kunnen zich namelijk tot een smal spleetje vernauwen — daarmee herinnerend aan de houten zonnebrillen met nauwe spleetjes als opening, die de Eskimo’s vroeger vervaardigden om hun ogen tegen sneeuwblindheid te beschermen.
Tijdens een storm heeft een kudde muskusossen de gewoonte om tegen elkaar aan te kruipen met hun achterdelen naar de wind gericht, en de kalfjes op die wijze achter een wand van haar te beschermen. Soms zullen ze dagen achtereen zo bij elkaar blijven staan, zolang de storm duurt, met hun massieve gestalten een niet wijkende beschutting voor de kalfjes biedend.
Eens bijna uitgestorven
De grootste vijand van de muskusos is in het verleden de mens geweest. Met de opkomst van het vuurwapen konden deze vreedzame dieren even gemakkelijk worden gedood als koeien op een wei. Hoe zo?
Wel, bij bedreiging, hetzij door de mens, hetzij door poolvossen, nemen ze een bijna zelfde verdedigingsstand in als bij hun strijd tegen de elementen. De oudere stieren en koeien gaan aan de buitenrand in een kring om de kudde staan en vormen een soort van „egelstelling”, met hun lange, gebogen horens laag bij de grond, gereed om in actie te komen, terwijl de kalveren en jongere dieren in het midden bescherming zoeken.
Deze verdedigingshouding met zo’n hele rits formidabele horens in de aanslag, is buitengewoon doeltreffend tegen wolven. Maar voor mannen met krachtige geweren wordt zo een gemakkelijk doelwit geschapen. In de laatste helft van de negentiende eeuw bestond er een grote vraag naar de ruigharige pels van de muskusos, voor het vervaardigen van rijtuig-kleding. In een periode van vijf jaar werden 14.000 ossen neergeschoten door jagers die zo’n 125 gulden per pels kregen van een bonthandelsmaatschappij.
Honderdduizenden van deze knoestige dieren zwierven eens over de poolvlakten van Alaska, Canada en de noordelijke Canadese eilanden, alsook in Groenland, Noord-Europa en Siberië. Rond de eeuwwisseling waren de kudden van deze dieren echter zó gedund dat ze dezelfde weg leken op te gaan als de uitgeroeide dodo. Een tijdlang waren er nog maar 500 die over de noordelijke toendra’s graasden.
In 1917 vaardigde de Canadese regering een verbod uit op het doden van muskusossen. De kleine kudden die op de Canadese eilanden waren overgebleven, dijden weer uit tot 8500 stuks, terwijl volgens de laatste tellingen weer 1500 dieren over het vasteland zwerven.
Het „Gulden vlies van de pool”
Elk voorjaar verliest de muskusos zulke grote hoeveelheden van zijn wollen onderkleed dat vroegere onderzoekers verbaasd zagen hoe de lage bosjes en struiken van de toendra versierd waren met grote massa’s van wat wel op vliezig spinneweb leek. Het „Gulden vlies van de pool”, zo is deze wol wel genoemd. Een kleine halve kilo ervan is uit te spinnen tot een draad van veertig strengen en een lengte van veertig kilometer!
Volgens sommige autoriteiten zou deze wol van de muskusos zelfs kasjmierwol in kwaliteit overtreffen. Slechts iets meer dan honderd gram van dit „Gulden vlies” is nodig voor de vervaardiging van een vederlichte sweater, die echter bij het koudste weer behaaglijk warm zit. De waarde van de wol ligt zo tussen de ƒ 95 en ƒ 135 per pond.
Tot huisdier gemaakt
Reeds in 1880 werd het idee geopperd dat muskusossen misschien wel „gedomesticeerd” zouden kunnen worden, dat wil zeggen tot huisdier zouden kunnen worden gemaakt. Ze zouden dan een rijke bron van melk en vlees zijn. De afgelopen decennia is men echter gaan inzien dat een dergelijk gebruik van de dieren zou neerkomen op het „slachten van de kip die gouden eieren legt”. Want, waar men grotere mogelijkheden in zag, dat was de wol.
De noodzaak om voor Eskimo’s werk te vinden, plus de aanwezigheid van een afzetmarkt voor muskus-wol, gaven de stoot tot een „domesticatie”-programma. In 1954 werd een kleine proefkudde van jonge dieren voor experimentele doeleinden naar een boerderij in de Amerikaanse staat Vermont getransporteerd. Doel was te bepalen of de muskusos zich als kuddedier naar de leiding van de mens zou schikken.
De gevangen kalveren leerden al heel snel dat het goed opschieten was met hun menselijke gevangenbewaarders. Snel begrepen ze dat hun hongergevoel kon worden bevredigd door naar hun bazen te luisteren. Het duurde ook niet lang voor zij wisten wat omheiningen waren, ofschoon één stier nog lang de gewoonte had om zijn kracht geregeld met een omheiningpaal te meten, die dan ook om de haverklap afbrak. Ten slotte plaatste men een betonnen paal, welke hem in één keer van zijn stootmanie genas.
In gevangenschap bleken de vrouwtjes jaarlijks te werpen, in plaats van éénmaal in de twee jaar zoals in hun natuurlijke staat. De tot „huisdier” gemaakte os is glanzender van uiterlijk dan zijn „wilde familie”, vanwege de zorg die de ossenhouders aan de dierevachten besteden.
Elk seizoen wordt de wol niet afgeschoren maar losgetrokken. Getemde ossen zal men dan ook nooit zo onverzorgd zien rondlopen als hun wilde soortgenoten tijdens de ruiperiode. Een gezonde os moet, naar men aanneemt, voor minstens twintig jaar wol kunnen leveren; sommige dieren produceren wel drie kilo per jaar. Eskimo-dorpelingen leren nu de kunst om deze prachtige wol te breien. Een kunst waarin ze al ver zijn gevorderd, als men nagaat dat veel Eskimo-vrouwen sjalen breien van wel 40 centimeter breed en één meter twintig lang, die minder wegen dan dertig gram!
Het „domesticatie”-programma is tot dusver zo succesvol verlopen dat men in het noorden van Quebec, bij Old Fort Chimo een ossen-farm heeft opgericht, terwijl ook in Alaska en Noorwegen proefstations in het leven zijn geroepen. Daarnaast zijn er plannen in de maak voor het treffen van soortgelijke regelingen op IJsland en Groenland en aan het Baker-meer in het noordwesten van Canada.
Speels en vriendelijk
Na verloop van tijd begonnen de tam gemaakte ossen uiting te geven aan hun speelse neigingen. Soms, wanneer de ossenhouders ze appels voerden, begonnen ze de vingers van hun hand met zachte neus te besnuffelen om te zien of ook een van deze lekkernijen voor consumptie geschikt was. En wanneer er honden aankwamen, hielden ze die instinctief voor wolven, zodat ze onmiddellijk hun „egelstelling” vormden. Soms gebeurde het dan wel dat de veehouder die niet snel genoeg weg kon komen, zich in het midden van de kudde bevond, „beschermd” door zijn vee.
Ook de sleeën waarmee soms hun voer wordt gehaald, en die worden getrokken door een tractor, zijn al vaak dankbaar speelgoed geweest voor de jonge dieren van de kudde. Ze springen erop terwijl hij voortbeweegt, en blijven er dan op staan, tot ze er weer door een ander dier van worden afgestoten. Zo zag men ook eens hoe een potig jong bezit nam van een heuvel, en zijn speelkameraadjes uitdaagde hem eraf te stoten. Hij die daarin slaagde, zou dan „koning” van de berg zijn, totdat ook hij, op zijn beurt, weer was onttroond!
Kinderen kunnen zelfs een ritje maken op de rug van deze vriendelijke bewoners van de noordelijke toendra’s. Het dier heeft de mens volledig leren vertrouwen. Zij die ervaring hebben met deze schepselen, spreken over hen als „dieren met de innemendste persoonlijkheid van het dierenrijk” — met de ondeugende neiging om poorten en sloten te openen en zelfs zakken te rollen. Net als schapen reageren zij op de stem van hun herder wanneer die hen bij hun persoonlijke naam roept! In plaats van „het gevaarlijkste wild op aarde” te zijn, blijken deze woldragende poolbewoners een zeer beminnelijk karakter te bezitten.