Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g76 8/6 blz. 25-27
  • De omgekeerde wereld van de luiaard

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De omgekeerde wereld van de luiaard
  • Ontwaakt! 1976
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Twee basissoorten
  • Het luie leven van een luiaard
    Ontwaakt! 2009
  • Ontmoeting met mijnheer Luiaard
    Ontwaakt! 1972
  • Wereldlijke vooruitgang en geestelijke traagheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1955
  • Inhoud
    Ontwaakt! 2009
Meer weergeven
Ontwaakt! 1976
g76 8/6 blz. 25-27

De omgekeerde wereld van de luiaard

’WAT doet die oude ragebol daar in de kruin van die boom?’ Hoe verrast was de vragensteller toen hij vernam dat wat hij voor een „oude ragebol” hield, in werkelijkheid een dier was — een zoogdier nog wel! Voor de eerste maal in zijn leven had hij een luiaard in zijn natuurlijke woonomgeving gezien.

Luiaards leven in de tropische wouden van Zuid- en Midden-Amerika, en behoren tot de langzaamste van alle levende schepselen. Deze traagheid wordt toegeschreven aan hun lage lichaamstemperatuur. Het grootste deel van hun leven brengen zij door in de boomkruinen, omgekeerd hangend aan hun ledematen, soms wel eens zittend in de vork van een boom of met hun rug behaaglijk steunend op een onderhangende tak. Maar waar ze zich ook in de bomen ophouden, altijd klemmen hun klauwen zich als een bankschroef om de takken. Voor luiaards geschiedt alles ondersteboven, eten, slapen, ja, zelfs paren en bevallen.

Meestal werpen ze per keer slechts één jong. Een jong dat het beste omschreven kan worden als een balletje wol. Hangend aan de borst van zijn moeder, klemt de kleine zich stevig aan haar haren vast.

Volgroeide luiaards hebben ongeveer de grootte van huiskatten. Hun lange armen en poten eindigen in gebogen klauwen van ongeveer 7,5 centimeter lengte. Het grove haar van de luiaard valt tegenovergesteld aan dat van andere zoogdieren, namelijk van de buik naar de rug.

Er is nog iets wat het haar van de luiaard onderscheidt. Misschien hebt u wel eens de uitdrukking gehoord: „Een rollende steen vergaart geen mos.” Maar kunt u zich een dier voorstellen dat zich zo langzaam beweegt, dat de planten in zijn vacht groeien? Wel, met de luiaard is dat het geval. Tijdens het regenseizoen gedijt er een overvloedige algengroei in zijn haar, wat hem een groengrijze tint geeft.

Behalve als voedingsbodem voor deze plantengroei dient de pels van de luiaard soms ook als schuil- en woonplaats voor een insekt — een bepaalde nachtvlinder of lichtmot, gelijkend op onze kleermot. Het doel hiervan is nog een raadsel. „Niemand is er nog achter gekomen waarom de vlinder in de pels van de luiaard leeft. Hij vindt daar geen voedsel, en ook heeft men nog nooit eieren of rupsen van de vlinder in de pels ontdekt”, zo lezen we in The International Wildlife Encyclopedia.

Het hele leven van de luiaard lijkt zich in „slow motion” te voltrekken. Ongeveer achttien uur per dag doezelt of slaapt hij, terwijl hij ’s nachts het actiefst is. Over een afstand van zes kilometer doet hij, behoedzaam klauw voor klauw langs de boomtakken schuivend, meer dan anderhalve maand. Op de grond zijn zijn bewegingen nog langzamer, hetgeen ook begrijpelijk is omdat hij hoofdzakelijk voor een omgekeerd bestaan in de bomen en niet voor een wandeling op de grond is ontworpen. Hij loopt dan ook niet, maar trekt zich, nadat hij met zijn klauwen een houvast heeft gevonden, over de grond voort. Wat hem in de bomen zeven seconden kost, kan op de grond wel een minuut duren. Verbazend is echter hoe snel hij zich in het water kan verplaatsen, sneller dan op de grond, maar ook sneller nog dan in de bomen. Tijdens het zwemmen bewegen zijn lange armen zich beurtelings door het water. En het is bekend dat deze dieren zo wel watervlakten van meer dan een kilometer breed zijn overgestoken.

Licht zou men kunnen denken dat een zo traag schepsel als de luiaard zich maar nauwelijks tot onze tijd heeft kunnen handhaven. Maar hulpeloos is hij in genen dele. Met zijn lange klauwen en scherpe tanden kan hij zich goed verdedigen, terwijl zijn taaie huid, zware pels en drieëntwintig paar ribben zijn inwendige organen goed beschermen. Bovendien ontsnapt hij vaak aan de aandacht van zijn belagers. Vanaf de grond ziet men hem gemakkelijk voor een termietennest of een bos dode bladeren aan. Wat echter vooral verbazing wekt is het incasseringsvermogen van de luiaard; wonden, slagen en zelfs gifhoeveelheden waaraan andere dieren allang zouden zijn gestorven, kan hij verdragen.

Twee basissoorten

Maar bekijk hem gerust wat nader. Let eens op de lange armen. Wanneer ze elk in twee lange, gebogen klauwen eindigen, hebt u met een tweevingerige luiaard te doen. De langere armen van de drievingerige luiaard zijn uitgerust met drie gebogen klauwen, evenals dit met de onderste ledematen van beide soorten het geval is.

Er zijn trouwens nog meer kenmerken waardoor de twee soorten zich van elkaar onderscheiden. De „tweevinger” is groter en staartloos. De „drievinger” beschikt over een stompje staart en twee of drie extra nekwervels, zodat hij aan een voor zoogdieren vreemd totaal van negen nekwervels komt; meestal bezitten zoogdieren er zeven. Dank zij die extra nekwervel kan de „drievinger” helemaal omgekeerd hangen en zijn kop toch nog rechtop houden, terwijl hij hem ook zelfs 270 graden kan draaien, bijna helemaal rond!

Wijzend op een uniek kenmerk van het „drievinger”-mannetje, vermeldt het boek The Animal Kingdom: „Iets uitzonderlijk vreemds bij het mannetje is een helder gele plek, ongeveer ter grootte van een zilveren dollar, op de rug. Op die plek is het haar kort en glanzend; tot dusver heeft nog niemand het doel van dit vreemde kenmerk kunnen verklaren.” Dat is dus nog een van de luiaardmysteries die om opheldering vragen.

De „drievinger” vergaat het in de dierentuin niet best, hetgeen hoofdzakelijk ligt aan zijn beperkte smaak. Het enige wat hij lust zijn de knoppen, zachte bladeren en twijgen van de Cecropia-boom. De „tweevinger” is niet zo kieskeurig wat zijn voedsel betreft en weet zich daardoor veel beter aan gevangenschap aan te passen.

Van de twee basisvormen is de „tweevinger” het meest actief. Wanneer hij zich bedreigd voelt, kan hij met zijn lange armen en gebogen, scherpe klauwen snelle halen geven en ernstige verwondingen toebrengen. Bovendien is hij met zijn gebit van achttien tanden ook tot krachtig bijten in staat. De „drievinger” reageert bij dezelfde gevaren veel trager, terwijl hij maar zelden bijt.

De „tweevinger” is ook minder onhandig dan zijn neef. Hij klimt gewoon met zijn kop naar beneden uit een boom. „Drievinger” kruipt eerst voorzichtig van de tak waaraan hij hangt naar de stam, draait zich om en laat zich dan rechtstandig langs de stam zakken.

Vreemd maar fascinerend is de omgekeerde wereld van de luiaard. Misschien hebt u hem wel eens gezien, in de dierentuin of in de vrije natuur, of misschien zal dat nog eens gebeuren wanneer u een bezoek brengt aan de tropen van Midden- en Zuid-Amerika. Mocht dat het geval zijn, dan weet u het; kijk niet verbaasd op wanneer een schijnbaar levenloos voorwerp in een boom plotseling tot leven komt. Waarschijnlijk is het een luiaard die geniet van het leven in zijn omgekeerde wereld.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen