Griekenland waarborgt het recht om te vergaderen
Door Ontwaakt!-correspondent in Griekenland
HET ware christendom is niet nieuw voor Kreta, het op vier na grootste eiland in de Middellandse Zee. De apostel Paulus liet meer dan negentien eeuwen geleden zijn medewerker Titus daar achter om problemen te behandelen en ouderlingen aan te stellen in de christelijke gemeenten die zich in verschillende steden op het eiland bevonden. Dit was geen gemakkelijke taak, want de Kretenzers uit de oudheid hadden een erg slechte reputatie. Zelfs een van hun eigen profeten, klaarblijkelijk Epimenides, die in de zesde eeuw v.G.T. leefde, zei: „Kretenzers zijn altijd leugenaars, schadelijke wilde beesten, werkeloze veelvraten.” — Tit. 1:10-12.
Niettemin had het ware christendom een heilzame invloed op de Kretenzers die christenen werden. De apostel Paulus dacht dat Titus onder hen wel mannen met een onberispelijke reputatie zou vinden. Toen hij zijn medewerker instrueerde naar welke eigenschappen hij moest uitzien bij iemand die verantwoordelijkheid zou kunnen dragen, schreef hij: „Een opziener [of ouderling] moet als Gods beheerder vrij van beschuldiging zijn, niet eigenzinnig, niet tot gramschap geneigd, geen dronken ruziemaker, niet iemand die slaat, niet belust op oneerlijke winst, maar gastvrij, iemand die het goede liefheeft, gezond van verstand, rechtvaardig, loyaal, zelfbeheersing hebbend.” — Tit. 1:7, 8.
Houding van geestelijkheid
Voldoen de huidige religieuze leiders op Kreta aan de hoge vereisten waarnaar Titus moest zoeken bij mannen aan wie verantwoordelijkheid in de gemeente gegeven zou kunnen worden? Het recente gedrag van deze religieuze leiders in verband met een vredige vergadering van Jehovah’s christelijke getuigen spreekt voor zichzelf.
Dit congres zou van 29 juli tot 1 augustus 1976 gehouden worden in het Ergoteles Stadion te Iráklion, een zeehaven aan de noordkust van centraal-oost-Kreta. Het congresprogramma zou gewijd zijn aan bijbelse lezingen, drama’s en sketches die rond het thema „Heilige dienst” waren opgebouwd. Het gehele programma zou iedereen een krachtige aanmoediging geven om zich als ouders, huwelijkspartners, kinderen en naasten steeds meer naar de schriftuurlijke vereisten te vormen. Godvrezende mensen zouden vier dagen van heilzaam bijbels onderricht over het dienen van de Allerhoogste eigenlijk hebben moeten toejuichen. De geestelijken van de Orthodoxe Kerk op Kreta reageerden echter anders.
Toen men half juli in het gehuurde stadion met de voorbereidingen voor het congres begon, werd er vanuit religieuze kringen druk op het bestuur van het Ergoteles Stadion uitgeoefend om het contract te verbreken. Stellig zou men zo’n handelwijze niet verwachten van mensen die het voorbeeld in rechtvaardigheid, loyaliteit en een onberispelijk gedrag moeten geven. De leden van het bestuur van het stadion zijn te prijzen dat zij niet zwichtten voor de invloed die de geestelijkheid op hen uitoefende, maar hun woord en ondertekende contract met betrekking tot de huur van het stadion zijn nagekomen.
Vervolgens probeerden de religieuze leiders de plaatselijke autoriteiten op Kreta en de regeringsautoriteiten van Athene zover te krijgen dat ze de vergadering van Jehovah’s Getuigen zouden afgelasten. De priesters van Iráklion en zijn voorsteden zonden de volgende protestbrief aan de stadsprefect, de officier van justitie en de hoofdcommissaris van politie: „Wij hebben de eer u mede te delen dat de priesters van de stad Iráklion en haar voorsteden, die vandaag, 16 juli, om 9 uur v.m. in het Heilig Aartsbisdom van Kreta bijeengekomen zijn wegens het congres dat van 29 juli tot 1 augustus in onze stad gehouden zal worden door de Millenaristen of Jehovah’s Getuigen, die vijanden zijn van ons geloof en geboorteland, alsmede agenten van het internationale zionisme, hun verontwaardiging hebben uitgesproken over de onaanvaardbare feestelijke manifestaties van dit aanstootgevende, op Hebreeuwse aanstichting georganiseerde congres, dat tot doel heeft gelovigen te bekeren, waarbij wij tevens het krachtige protest van onze parochianen overbrengen. . . . Wij verzoeken u daarom de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat dit provocerende congres afgelast wordt; mocht dit congres toch plaatsvinden, dan dragen wij geen verantwoordelijkheid voor de mogelijke gevolgen.”
Naarmate de tijd voor de aanvang van het congres dichterbij kwam, hielden de protesten van de geestelijkheid en zekere leden van hun kudde aan en werden ze heviger. Op 26 juli dreigden bijvoorbeeld ongeveer 5000 mensen het Ergoteles Stadion te vernielen. Maar de politie verijdelde hun pogingen. Een Atheense krant schreef hierover onder de kop: „5000 man op weg om het Stadion in Iráklion ’in de as te leggen’.” Er stond ook een foto bij afgedrukt van geestelijken die buiten het stadion stonden.
Maar ondanks de aanhoudende tegenstand kon het congres toch, zoals gepland, op 29 juli beginnen. De politie was aanwezig om af te rekenen met iedere ordeverstoorder die de vrede van het congres zou trachten te verstoren. De eerste dag verliep alles goed totdat de congresafgevaardigden het stadion begonnen te verlaten. Het fanatieke gepeupel gooide stenen naar de auto’s, waardoor grote schade aan voertuigen werd aangericht en congresgangers werden gewond. Ondanks de krachtsinspanningen van de politie en het bevel van de plaatselijke officier van justitie dat de oproerlingen zich dienden te verwijderen, bleef de door de geestelijkheid opgehitste menigte met stenen gooien.
Het gepeupel overtrad hiermee de verordening die door de hoofdcommissaris van politie van Iráklion uitgevaardigd was, en die gedeeltelijk luidde: „Wij verbieden elke openbare samenscholing of elke protestoptocht van burgers die tegen de Millenaristen (Jehovah’s Getuigen) gekant zijn en die tot doel heeft hun congres te verijdelen of onheuse daden jegens hen te veroorzaken.” Hoewel op overtreding van deze verordening wel vijf jaar gevangenisstraf kon volgen, in sommige gevallen wel twintig jaar, toonden de geestelijkheid en vele fanatieke leden van hun kudde een flagrante minachting voor de wet. Zij handelden in strijd met het bijbelse gebod: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten”, dat wil zeggen, de regeringen. — Rom. 13:1.
Op de morgen van de tweede dag van het congres ging een vertegenwoordiger van de Watch Tower Society, vergezeld van twee advocaten uit Athene, naar de plaatselijke officier van justitie om aangifte te doen van hetgeen voorgevallen was. Hij verzekerde hun dat er stappen waren ondernomen om een herhaling van de ongeregeldheden van de vorige dag te voorkomen.
Resultaat van tegenstand van geestelijkheid
Met uitzondering van wat sporadisch geschreeuw en vuurwerk dat op de straten rondom het stadion werd afgestoken, vonden er tijdens de overige dagen van het congres geen verdere opmerkenswaardige incidenten plaats. Door de campagne van onverdraagzaamheid die de geestelijkheid op touw had gezet, kreeg het congres van Jehovah’s Getuigen niet alleen op heel Kreta, maar in heel Griekenland grote bekendheid. Vooral vanwege het feit dat de kranten van Iráklion en Athene op grote schaal publiciteit aan het optreden van de geestelijkheid gaven.
De publiciteit onthulde dat de religieuze leiders hun toevlucht hadden genomen tot het geven van een onjuiste voorstelling van zaken. In plaats van net zoals de christenen te zijn die door Titus als ouderlingen werden aangesteld, gedroegen de geestelijken op Kreta zich als de Kretenzers uit de oudheid, die door een van hun eigen profeten bekritiseerd werden. Een treffend staaltje hiervan was wel het verband dat de geestelijkheid tussen Jehovah’s Getuigen en het zionisme probeerde te leggen. De in Iráklion verschijnende krant Patris drukte een telegram af van de Centrale Israëlische Raad van Athene waaruit bleek dat de bewering van de geestelijkheid onjuist was. De boodschap luidde: „Met betrekking tot het aan de gang zijnde congres van de Millenaristen, protesteren wij krachtig tegen de onuitstaanbare poging de joodse religie met het zionisme te verwarren. Het millenarisme heeft, zoals over de hele wereld bekend is en aanvaard wordt, niets met het judaïsme of het zionisme uit te staan.”
Het strekt de meerderheid van de beleefde en gastvrije inwoners van Iráklion tot eer dat zij niet sympathiseerden met het wetteloze gedrag van de onverdraagzame geestelijken en degenen die zich door hen tot gepeupelgeweld lieten ophitsen. Velen gaven uitdrukkelijk blijk van hun afkeuring. Een winkelier maakte tegenover de Getuigen de opmerking: „Ik feliciteer jullie met jullie onberispelijke houding.”
De leugenachtige propaganda en het wetteloze optreden van de geestelijkheid stelden de mensen derhalve in de gelegenheid zelf te ontdekken waar het ware christendom wordt beoefend. De religieuze leiders zijn stellig in gebreke gebleven aan de bijbelse vereisten voor ouderlingen te voldoen. In plaats van een onberispelijk gedrag te bewaren, gedroegen zij zich op een zeer laakbare wijze en zetten zij anderen tot wetteloze daden aan. Maar gelukkig werd hun onverdraagzaamheid verijdeld, aangezien de regeringsautoriteiten de moed hadden voor rechtvaardige beginselen op te komen en zich niet door bedreigingen en door gepeupelgeweld lieten intimideren.
Met betrekking tot de onverdraagzame geestelijkheid op Kreta kan men zich terecht afvragen: Kan er van zulke laakbare mensen wel deugdelijk christelijk onderricht worden verwacht? Of is het niet veeleer te verwachten dat wij onder degenen die vredig bijeengekomen waren om over heilige dienst voor God te horen spreken, de onderwijzingen van het eerste-eeuwse christendom kunnen vernemen?