De muziek van snaren en strijkstok
Door Ontwaakt!-correspondent in Australië
TOEN de Italiaanse vioolvirtuoos Nicolò Paganini in 1828 in Wenen optrad, bracht hij door zijn ongelooflijke bekwaamheid en techniek de hele stad in zijn ban. Dichters schreven verzen over zijn muzikale „toverij”. Restaurants serveerden schotels „à la Paganini”. Banketbakkers maakten creaties in de vorm van een viool. En Paganini’s portret verscheen op de meest uiteenlopende voorwerpen — van poederdozen en dassen tot pijpen en biljartkeuen.
Bij u roept een klassiek violist wellicht niet die mate van geestdrift op. Maar misschien laten de weemoedige en toch ook hartstochtelijke vioolklanken van de zigeuners u niet onberoerd of — wat ook mogelijk is — hoort u graag de viool of ’fiddle’ van een country dansorkestje. Natuurlijk zult u, wanneer u iemand bezig hoort, die de bespeling van dit moeilijke instrument nog niet meester is, waarschijnlijk vinden dat het geluid van zijn viool meer weg heeft van kattegejammer.
Een viool echter, die goed wordt bespeeld, kan allerlei stemmingen en gevoelens tot uitdrukking brengen op een wijze die dan bijna klinkt als een menselijke stem. Eeuwenlang is ze een bron van vreugde geweest en heeft ze tallozen weten te boeien. Velen hebben hun hele leven gewijd aan het maken, bespelen of alleen maar verzamelen van dit instrument. Toch is de oorsprong ervan nog steeds in raadselen gehuld en blijven er nog veel vragen onbeantwoord.
Wist u dat er nu nog violen worden bespeeld die meer dan 300 jaar geleden zijn gemaakt? In feite kunnen, alle proefnemingen en wetenschappelijke analyse en vooruitgang ten spijt, de beste nu gebouwde violen nog steeds niet de kwaliteit en toon van die eeuwenoude meesterwerken evenaren, laat staan overtreffen.
De eerste beginstadiums
In haar moderne vorm werd de viool het eerst rond het midden van de 16de eeuw gemaakt. Maar haar kenmerkende eigenschappen kunnen in vele voordien bestaande instrumenten teruggevonden worden.
De rebec bijvoorbeeld had drie snaren die in kwinten waren gestemd, was ovaal van vorm en had een duidelijke hals. Ze werd bespeeld tegen de schouder of tegen de knie. Ook de vedel had waarschijnlijk drie snaren. Ze was eveneens in kwinten gestemd en had een toets zonder fretten (toonrichels dwars over de toets die de vingerzetting vergemakkelijken). Ze werd tegen de schouder gehouden en bespeeld met een vedelboog. De Moorse rebab, de Keltische crwth en de Griekse lyra hadden alle bepaalde dingen met de viool gemeen. Er heerst echter onzekerheid over de vraag wie nu feitelijk die verschillende kenmerkende eigenschappen bijeenbracht in de uiteindelijke vioolvorm — een vorm die in essentie 400 jaar onveranderd is gebleven.
In de tweede helft van de 16de eeuw waren er in Noord-Italië vakmensen zoals Gaspar da Salo en Andrea Amati (stamvader van een lange dynastie van vioolbouwers), die prachtige violen maakten. Gedurende de 17de en het begin van de 18de eeuw bereikte de kunst van het vioolbouwen een hoogte die nooit meer is geëvenaard.
Een groot vioolbouwer
Kunt u zich voorstellen dat u ƒ 675.000 voor een viool betaalt? Deze geldsom wisselde in 1972 van eigenaar als betaling voor een viool die was vervaardigd door Antonio Stradivari (1644-1737), algemeen beschouwd als de grootste Italiaanse vioolbouwer. Na Amati’s dood in 1684 trad er een duidelijke ontwikkeling op in de vorm van Stradivari’s violen. Dit kwam doordat Stradivari voortdurend experimenteerde met kleine variaties in vorm, afmetingen en constructie. Zijn instrumenten verkregen een uitzonderlijke kracht en toonglans en waren staaltjes van buitengewoon vakmanschap. Geleidelijk werden zijn violen een klasse apart.
Van de rond 1100 instrumenten die Stradivari naar men meent heeft gemaakt (hij is blijven werken tot aan zijn dood op 93-jarige leeftijd), bestaan er voor zover bekend nog ongeveer 540 violen, 12 altviolen en 50 cello’s. Nog maar een vijftig zijn er in gebruik van al deze prachtige instrumenten die zijn ontworpen en gemaakt om het oor te verrukken en die dit muziekgenot nog steeds kunnen schenken. De overige worden achter glas bewaard om te bekijken in plaats van beluisterd te worden, mogelijk uit het oogpunt dat ze te kostbaar of te mooi zijn om geregeld te worden bespeeld.
Er zijn ook vele uitzonderlijk goede instrumenten gemaakt door andere vioolbouwers, onder wie vooral Giuseppe Antonio Guarneri (1683-1745) befaamd is. De kwaliteit van violen is echter niet alleen van bouwer tot bouwer verschillend maar ook verschillen de instrumenten van dezelfde bouwer van elkaar. Zo zijn er zelfs superieure en inferieure ’stradivariussen’ (instrumenten gemaakt door Stradivari). Niettemin zijn zelfs ’strads’ van mindere kwaliteit nog goede instrumenten.
Wat bepaalt in het geval van twee goede violen welke de beste is? Die vraag is niet te beantwoorden. Van tijd tot tijd heeft men deskundigen gevraagd te luisteren wanneer verscheidene instrumenten werden bespeeld en dan de viool uit te kiezen die de beste bouwer heeft gehad. De resultaten zijn zelden beslissend geweest. In laatste instantie is het een kwestie van de persoonlijke voorkeur van de violist, de manier waarop het instrument „aanspreekt” en de soort muziek die erop gespeeld wordt.
Veranderingen in viool en strijkstok
Sinds de dagen van Stradivari is de hals van de viool onder een hoek op de romp gezet in plaats van evenwijdig eraan. Ook is het toonbereik naar boven vergroot, de kam is verhoogd en de toets langer gemaakt, en er zijn nog wat veranderingen van ondergeschikte aard aangebracht. Het resultaat van dit alles is dat de linkerhand meer mogelijkheden voor positiespel heeft en dat de toonglans en doordringendheid van de toon zijn toegenomen.
In het begin van de 18de eeuw heeft de strijkstok een revolutie ondergaan. De Parijzenaar François Tourte (1747-1835) voerde een stok in die een naar binnen gerichte kromming vertoonde, in de richting van het haar, en hij stelde de standaardlengte van de strijkstok vast. Hij ontdekte dat pernambuco-hout uit Brazilië het ideale materiaal vormt en hij stelde regels op voor de selectie van het haar (150 tot 250 haren van witte paarden). Andere details zoals het geleidelijk afnemen van de dikte van de stok en de plaats van het evenwichtsmidden van de strijkstok ondergingen ook veranderingen.
Musici herkenden snel welke enorme vooruitgang Tourte had geboekt en hij werd bedolven onder opdrachten. Vanaf die tijd gaf hij de toon aan wat het maken van strijkstokken betreft. Zelfs nu nog zijn zijn strijkstokken in gebruik. Een in goud gevatte strijkstok van Tourte zou nu een ƒ 45.000 opbrengen. De moderne strijkstok helpt een ervaren speler een forser geluid te produceren daar meer „aanzet” en „veerkracht” van de strijkstok mogelijk zijn geworden. Voor bepaalde soorten muziek kan het oudere type strijkstok echter voordelen bieden.
Vioolbouw in onze tijd
Wat is de belangrijkste factor bij de vervaardiging van een goede viool? Waarom zijn moderne bouwers niet in staat de toon van die oudere violen terug te roepen en te verbeteren? Ook op dit punt bestaat verschil van mening. Velen geloven dat de kwaliteit van het gebruikte hout, de afmetingen van het instrument en de bekwaamheid van de maker tot de bepalende factoren behoren. Anderen echter zijn geneigd de lak te bestempelen als het belangrijkste element. Zij zijn van mening dat de superioriteit van de oude instrumenten gelegen is in de door de oude meesters gebruikte lak die nu niet meer gemaakt kan worden omdat de samenstelling niet meer bekend is.
Net als zijn collega’s in het verleden besteedt ook de hedendaagse vioolbouwer zeer veel zorg aan het uitzoeken van een goed resonerende houtsoort.a Het wordt in platen van tussen de drie en een half en vier centimeter gezaagd en ligt dan voor een periode van misschien wel 10 jaar te drogen. Het bovenblad (het eigenlijke klankbord van de viool), de zangbalk en de stapel worden gewoonlijk gemaakt van zacht, rechtdradig vurehout of sparrehout. Het achterblad, de zijranden, de hals en de krul, alsook de kam, worden gewoonlijk van esdoornhout, een hardere houtsoort, gemaakt. De toets en het staartstuk zijn van ebbehout.
Met behulp van een mal wordt de vorm van achterblad en bovenblad afgetekend. Deze stukken worden met een spanzaag uitgezaagd. Met gutsbeitels en kleine vioolmakersschaafjes brengt de vioolbouwer het hout vakkundig en met grote nauwkeurigheid op de vereiste — aflopende — dikte, in sommige gevallen uiteindelijk een luttele twee millimeter. De zijranden — zo dun als de wanden van een lucifersdoosje — worden verhit en in de goede vorm gebogen. Hoeken worden verstek samengevoegd en klosjes van vurehout of wilgehout worden op de hoeken gelijmd ter versterking van de zijranden. Langs de rand van boven- en achterblad worden drie smalle repen ebbe- en appelhout ingelegd. Deze „inleg” is bedoeld als versiering en voorkomt het trekken van het hout. De f-gaten in het bovenblad worden met zorg uitgesneden en dan lijmt men alle delen aan elkaar. Er wordt geen enkel spijkertje of schroefje gebruikt.
Vervolgens komt het lakken. Een ongelakt instrument zou zijn toon in ongeveer tien jaar verliezen, terwijl een goed gelakte viool die voor onbepaalde tijd behoudt. Er gaan twee tot drie weken in zitten om een viool te maken, maar het proces van lakken vergt evenvele maanden. De lak en de wijze waarop deze is aangebracht, kunnen een op zich goed gevormde viool doen slagen of mislukken. Een te dikke of te harde laklaag kan de toon ongunstig beïnvloeden.
Eerst wordt het instrument „gegrondeerd” en dan worden drie grondlagen aangebracht. Daarna volgen acht deklagen, de kleurlaag en de toplaag.
Een viool bespelen
Wanneer het op het bespelen van een viool aankomt, kunt u zich afvragen waarom het instrument zulke onaangename geluiden produceert in de handen van een beginner.
De persoon die viool leert spelen, staat voor een aantal bijzondere uitdagingen. Een muzikaal gehoor is onmisbaar. De viool op juiste wijze tussen kin en schouder klemmen, de vingers in de juiste posities op de snaren plaatsen (bedenk dat de viool geen fretten heeft), en de richting en de druk van de strijkstok beheersen — het vraagt heel wat tijd en volharding om zich deze vaardigheden eigen te maken. En zelfs nadat men ze heeft verworven, moet er nog heel wat geleerd worden voordat men een verrukkelijk geheel van tonen kan voortbrengen. Maar voor hen die er de tijd voor hebben en zich er de moeite voor willen getroosten, kan het maken van muziek met behulp van snaren en strijkstok veel genoegen schenken.
De volgende keer dat u naar goed vioolspel luistert, zou u dus eens kunnen denken aan alle inspanningen die de musicus in het werk heeft gesteld om zijn instrument te beheersen, de vele toegewijde vioolbouwers door de eeuwen heen die zowel viool als strijkstok hebben vervolmaakt, en de vakman die het instrument bouwde dat u nu hoort. En als u op zolder aan het rommelen bent en u komt die oude viool tegen waarop uw grootmoeder placht te fiedelen, bedenk dan dat u misschien een lang geleden verdwenen meesterwerk in uw handen houdt dat nu een fortuin waard is. Maar al is dat niet zo, misschien zet het u er toch toe aan eens te proberen muziek te maken met behulp van snaren en een strijkstok.
[Voetnoten]
a Zie voor een gedetailleerd verslag over het bouwen van een viool de Ontwaakt! van 22 juni 1971, blz. 20-23.