De zondvloed — bezien vanuit het oude Mesopotamië
DE JONGEMAN met wie ik sprak, studeerde geschiedenis. Toen ik hem vertelde van mijn belangstelling voor bijbelse geschiedenis, zei hij iets tegen mij dat nog steeds in mijn oren naklinkt: „Wat denkt u toch wijzer te worden van de bijbel? Het ontgaat u blijkbaar dat er historische verslagen van veel oudere datum zijn.”
„Welke bedoelt u?” vroeg ik. „Het Gilgamesj-epos”, antwoordde hij. „Dat gaat veel verder terug in de geschiedenis dan het bijbelse verslag.”
Ik herinnerde mij dat het oude Babylonische heldendicht van Gilgamesj een verslag bevatte over een geweldige vloed die de hele mensheid vernietigde. Velen beweren dat deze vloedlegende gebaseerd is op geschiedenis die veel ouder is dan het bijbelse verslag van een wereldomvattende vloed, dat te vinden is in de hoofdstukken 6 tot en met 8 van Genesis.
Daar mijn nieuwsgierigheid gewekt was, besloot ik enig speurwerk aan deze kwestie te wijden. De welvoorziene Nationale Bibliotheek van Wenen verschafte mij toegang tot een aantal vaktechnische publikaties over het Gilgamesj-epos. Laat mij u deelgenoot maken van enkele van de resultaten van mijn onderzoek.
Babylonische vloedverhalen
Ik ontdekte dat in het eerste gedeelte van de 19de eeuw het bijbelse verslag van een wereldomvattende vloed die Noach en zijn gezin overleefden, aan veel kritiek onderhevig was en door velen als slechts een legende verworpen werd. Maar dank zij een archeologische vondst in het voorjaar van 1850 ontstond er opnieuw wijd en zijd belangstelling voor de vloed van Noachs dagen. Opgravingen in Ninevé leidden tot de ontdekking van een vertrek vol kleitabletten. De archeologen hadden de kleitablettenbibliotheek van de Assyrische heerser Assurbanipal gevonden.
Later, toen George Smith van het British Museum begon met het ontcijferen van spijkerschriftteksten uit deze verzameling, stuitte hij op een reeks tabletten die bekendstaat als het Gilgamesj-epos. Toen hij aan een van deze tabletten werkte, sprong Smiths hart op van vreugde. Letter voor letter ontcijferde hij:
„Man van Sjurippak, zoon van Ubara-tutu! Breek af [het] huis, bouw een schip! Versmaad [uw] bezit, houd [uzelf in] leven! . . . Doe in het schip gaan het zaad van alle levende schepselen. Het schip dat gij zult bouwen, haar maten zullen [nauwkeurig] gemeten . . .”
Smith begreep dat hij een verslag van de Vloed vanuit Babylonisch-Assyrisch standpunt onder handen had.
Hoewel men heeft vastgesteld dat die versie uit de zevende eeuw v.G.T. dateert, beseften de geleerden dat het bronnenmateriaal dat bij de samenstelling ervan was gebruikt, veel ouder moest zijn. Tegenwoordig zijn enkele van de nog oudere verslagen ontdekt. Het oudst bekende niet-bijbelse vloedverslag is te vinden in een Sumerisch verhaal. Fragmenten van dit verhaal zijn gevonden op een gebroken kleitablet in Nippur, in het zuiden van Mesopotamië. Sommige deskundigen menen dat het tussen de 21ste en 18de eeuw v.G.T. geschreven moet zijn. Een passage uit dit Sumerische document luidt: „[Geef] oor aan mijn aanwijzingen: Door ons . . . [zal] een vloed over de plaatsen van verering [spoelen]; Om het zaad der mensheid te vernietigen . . . Is de beslissing, het woord van de vergadering [van de goden].”
Het Gilgamesj-epos
Maar laat ons terugkeren naar het Gilgamesj-epos. Ik kwam te weten dat Gilgamesj, naar men aanneemt, een van de eerste heersers van de stad Uruk (in Genesis 10:10 Erech genaamd) is geweest. Een Sumerische koningslijst plaatst hem in de eerste dynastie van Uruk. Een woordenboek zegt over deze persoon: „Rondom Gilgamesj werd een cyclus van Sumerische mythisch-epische dichtwerken geweven, die vanaf omstreeks 1900 v.G.T. slechts fragmentarisch werden overgeleverd.”
Het Gilgamesj-epos zelf bevat een aantal tot één werk samengevoegde gedichten. Het beslaat twaalf kleitabletten, waarvan het elfde het zondvloedverhaal bevat dat mij zozeer interesseerde. Kort samengevat luidt de inhoud als volgt: Gilgamesj verneemt dat zijn vriend Enkidu gestorven is. Dientengevolge drijft angst voor de dood Gilgamesj ertoe op zoek te gaan naar Utnapisjtim, van wie gezegd wordt dat hij als enige sterveling eeuwig leven heeft verworven. Gilgamesj steekt met behulp van een veerman de rivier des doods over en ontmoet Utnapisjtim, die hem vertelt van de Vloed en hoe hij erin geslaagd is die te overleven. In een ouder zondvloedverhaal draagt Utnapisjtim de naam Atrahasis, hetgeen „de uitzonderlijk wijze” betekent.
Die informatie op kleitabletten is werkelijk veelbetekenend. Hoewel zwaar doorspekt met gefantaseerde bijzonderheden, laat het zien dat een vloed van reusachtige afmetingen in het geheugen der mensheid gegrift was.
Een verschil van inzicht
Nadat deskundigen het Gilgamesj-epos zorgvuldig onderzocht hadden, ontstond er verschil van inzicht over de vraag welk vloedverslag ouder was, het Mesopotamische dat in het epos voorkomt, of dat uit de bijbel. Velen namen de zienswijze over dat het niet-bijbelse verslag er het eerst was. Zo verzekert C. W. Ceram in Goden, graven en geleerden dat er geen twijfel mogelijk was „dat de oervorm der bijbelse zondvloedsage was gevonden”. Misschien had de jongeman met wie ik gesproken had zijn mening op een dergelijke uitspraak gebaseerd.
Maar is dit juist? Vindt het vloedverhaal van Genesis werkelijk zijn oorsprong in Sumerische of Babylonische legenden? Het leek het beste een antwoord op die vraag te zoeken door een vergelijking te maken tussen het bijbelse vloedverslag en dat uit het epos van Gilgamesj.
Enkele overeenkomsten
De wereldomvattende vloed neemt een voorname plaats in de geschiedenis van de natiën uit de oudheid in. Men kent meer dan honderd afzonderlijke zondvloedverhalen uit alle delen van de wereld, waaronder dat uit het Gilgamesj-epos.
Zoals mijn onderzoek aantoonde, lijkt dat oude Mesopotamische vloedverslag in een aantal bijzonderheden op dat in de Heilige Schrift. Bijvoorbeeld: Beide bronnen melden dat het gehele mensenras, met uitzondering van slechts enkele overlevenden, verdelging ondergaat. Eén persoon krijgt de opdracht een reddingsvaartuig te bouwen. Wateren stromen dagenlang uit de hemelen neer. Naderhand worden vogels vanuit het vaartuig uitgezonden om vast te stellen of er al droog land te voorschijn is gekomen. Wanneer de overlevenden het reddingsvaartuig verlaten, brengen zij slachtoffers.
Vormen dergelijke overeenkomsten het bewijs dat het Gilgamesj-epos of vroegere Mesopotamische zondvloedverhalen ouder zijn dan het bijbelse verslag? Alvorens die vraag te beantwoorden leek het mij nuttig een lijstje op te stellen van enkele . . .
Opvallende verschillen
Ten eerste wat betreft de reden voor de zondvloed. Volgens het Gilgamesj-epos besloot een godenvergadering het mensdom door middel van een vloed te verdelgen. Hoewel die beslissing geheim gehouden moest worden, waarschuwde de god Ea (in het Sumerische verslag „Enki”) zijn gunsteling Utnapisjtim hiervoor.
Het oudere Babylonische Atrahasis-epos bericht dat een van de goden (Enlil) vond dat hij in zijn slaap werd gestoord door lawaai dat mensen maakten. Hij wendde zich om hulp tot de goddelijke vergadering van „grote goden”, die daarop een ongeveer zes jaar durende hongersnood zonden, echter zonder de gewenste rust teweeg te brengen. Toen de goden besloten een vloed te brengen, onthulde Ea het plan aan Atrahasis, zodat deze volgens de hem door de god verstrekte afmetingen een vaartuig kon bouwen om deze vloed te overleven.
Het bijbelse vloedverslag is volslagen anders. Daarin wordt een werkelijk rechtvaardige reden voor de vloed gegeven.
„Jehovah [zag] dat de slechtheid van de mens overvloedig was op de aarde en dat elke neiging van de gedachten van zijn hart te allen tijde alleen maar slecht was. En de aarde werd verdorven in de ogen van de ware God en de aarde werd met geweldpleging vervuld. God zag de aarde dus en zie! ze was verdorven, want alle vlees had zijn weg op de aarde verdorven. Daarna zei God tot Noach: ’Het einde van alle vlees is voor mijn aangezicht gekomen, omdat door hun toedoen de aarde vol van geweldpleging is; en zie, ik verderf hen met de aarde.’” — Gen. 6:5, 11-13.
Met betrekking tot het omkomen in de vloed of het overleven ervan verhaalt de bijbel dat mensen stierven omdat zij ’geen acht sloegen’ op het werk dat door Noach en zijn gezin aan de ark voor overleving verricht werd, noch op hetgeen Noach als „een prediker van rechtvaardigheid” te zeggen had (Matth. 24:39; 2 Petr. 2:5). Indien zij gevolg gegeven hadden aan Noachs waarschuwende woorden en zijn voorbeeld, zouden zij in leven gebleven zijn.
Ook is er in de bijbel geen sprake van een gebod voor Noach om het feit dat God een wereldomvattende vloed zou veroorzaken, geheim te houden. De Mesopotamische legende geeft echter aan dat de god Ea zelfs zo ver ging te opperen dat Utnapisjtim zijn tijdgenoten maar moest bedriegen ten einde hen in onwetendheid te houden met betrekking tot de komende catastrofe.
Ook wat betreft de uitwerking die de Vloed had, komen aanzienlijke verschillen aan het licht. Het Gilgamesj-epos verhaalt dat de goden met ontzetting vervuld waren en een schuilplaats zochten in de hoogste hemelen van de god Anu. Voordat zij daar binnengingen, „kropen zij als honden”, radeloos ineengedoken, tegen de muur gedrukt. Wenend verhieven zij hun stem in protest. Vooral de godin Isjtar maakte zichzelf bittere verwijten omdat zij in de godenvergadering aanvankelijk ingestemd had met de verdelging van het mensdom.
En er zijn nog meer verschillen. Het epos vermeldt dat na de Vloed, toen Utnapisjtim op het punt stond een offer te brengen, „de goden als vliegen op de offeraar afkwamen”. Isjtar, de „Verheven Godin”, wenste Enlil van het offer uit te sluiten en verweet hem het onheil veroorzaakt te hebben. Het Mesopotamische verslag beschrijft hoe Enlil woedend was omdat er één van het mensenras in leven was gebleven.
Deze analyse van overeenkomsten en verschillen bleek erg nuttig om te bepalen welk vloedverslag er het eerst was, en andere naslagwerken daar in de Nationale Bibliotheek bevestigden mijn bevindingen.
’Afhankelijkheid volstrekt onwaarschijnlijk’
Na de verschillen te hebben opgemerkt tussen het vloedverslag van de bijbel en dat van het oude Babylon, schreef P. J. Wiseman in New Discoveries in Babylonia About Genesis (Ontdekkingen over Genesis): „Het bijbelverslag is eenvoudig in zijn ideeën en onberispelijk in zijn leringen omtrent God, terwijl de Babylonische tabletten ingewikkeld en polytheïstisch zijn. Het verschil is te vergelijken met dat tussen het zuivere water aan de bron van de Theems en het vervuilde water van de Londense haven. Er bestaan overeenkomsten tussen een rivier bij zijn bron en bij zijn monding, beide zijn in zekere zin dezelfde rivier; en dus vinden wij in Genesis het verhaal bij zijn zuivere bron, terwijl de Babylonische versie het vervuilde eindprodukt te zien geeft.”
Over de mogelijkheid dat de bijbel afhankelijk zou zijn van vloedverhalen uit het oude Babylonië bevat het Lexikon zur Bibel (Lexicon bij de bijbel) van Fritz Rienecker de opmerking: „Dat het bijbelse, volslagen onmythologische vloedverslag letterkundig afhankelijk zou zijn van de Babylonische verhalen blijkt echter volstrekt onwaarschijnlijk, gezien de verschillen tussen beide teksten zowel in stijl als naar inhoud.”
Door mijn eigen studie van de bijbelse chronologie was het mij bekend dat de schrijver van Genesis niet hoefde te putten uit welke Babylonische legende maar ook. Gezien de elkaar overlappende levensduur van de betrokken personen kon de waarheid omtrent de Vloed gemakkelijk door Noachs zoon Sem (die ooggetuige was) via slechts drie menselijke schakels doorgegeven zijn aan Mozes, de schrijver van Genesis. Het is onredelijk te veronderstellen dat de Hebreeën, die dezelfde God aanbaden als Noach, een gebeurtenis van zo’n groot belang niet in hun geschiedenis zouden hebben opgenomen.
Ook besefte ik dat andere bijbelschrijvers het Genesisverslag hadden onderschreven. Zo vestigden Jesaja en Ezechiël de aandacht op Noach en de Vloed (Jes. 54:9; Ezech. 14:14, 18, 20). De apostelen Petrus en Paulus verwezen specifiek naar de Vloed (1 Petr. 3:20; 2 Petr. 2:5; 3:5, 6; Hebr. 11:7). En al die bijbelschrijvers, met inbegrip van Mozes, waren „door God geïnspireerd”, hetgeen mij zekerheid verschaft ten aanzien van de waarheidsgetrouwheid van hun verslagen. — 2 Tim. 3:16.
Ook Jezus Christus bevestigde de waarheid van het Genesisverslag. Toen hij sprak over de komende vernietiging van het huidige goddeloze samenstel van dingen, zei hij: „Want zoals zij in die dagen vóór de vloed waren, zij aten en zij dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging, en zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde”, zo zou het ook zijn aan het einde van dit samenstel. — Matth. 24:37-39.
Aldus sterkte het onderzoek dat ik instelde mij in de overtuiging dat het bijbelse verslag van de Vloed authentiek, waarachtig is. Het berust niet op de steeds veranderende en overdreven folklore van primitieve volken. — Ingezonden.