Is ons leven gepredestineerd?
HET decor wordt gevormd door de vredige heuvels van Lesotho in het zuiden van Afrika. Als de zon ondergaat, gebeurt er iets in de eenvoudige, met riet gedekte hut, wat de kalmte van de avond verstoort. De bewoner van de hut en zijn vrouw hebben te veel bier gedronken, en er ontstaat een ruzie die tot een vechtpartij leidt. Hij slaat haar met een zwaar voorwerp op het hoofd. Zij valt bewusteloos neer en wordt voor dood gehouden. Later op de avond arriveren de verwanten voor de gebruikelijke dodenwake. Om ongeveer vier uur in de morgen zien zij tot hun verbijstering de vrouw weer bij kennis komen.
„Ik reisde door prachtige groene graslanden naar het land van onze voorouders”, vertelt zij hun. „Daar ontmoette ik een oude man die mij zei dat mijn tijd nog niet was gekomen. Hij zei dat ik naar huis moest terugkeren en wachten totdat zij mij kwamen halen.”
Wat deze vrouw verhaalde, was gewoon een droom, maar wat erdoor geïllustreerd wordt, is een veel verbreide overtuiging ten aanzien van de dood — „iedereen heeft een vaste tijd”. Bovendien geloven velen dat ieders uiteindelijke bestemming vastligt, hetzij hemel of verdoemenis.
Waar is deze geloofsovertuiging ontstaan? Gaat er een goede uitwerking van uit? Behoort u er ook in te geloven?
Oorsprong en ontwikkeling van de predestinatieleer
In oude tijden geloofden mensen dat hun leven door de sterren geleid kon worden. Deze praktijk, zo schrijft de Encyclopaedia Britannica, werd „het eerst in categorieën ingedeeld en gecatalogiseerd in het oude Mesopotamië”. Mettertijd „begonnen Babylonische waarzeggers — met het doel de levensloop van een individuele persoon te voorspellen — bepaalde voortekenen van de planeten te gebruiken”. (Wij cursiveren.) Zo werd de basis gelegd voor een latere geloofsovertuiging.
Uit Babylon verbreidde deze denkwijze zich naar andere delen van de aarde, waar ze een verdere ontwikkeling doormaakte. Ze was vóór de komst van het christendom in het joodse religieuze denken doorgedrongen. De eerste-eeuwse geschiedschrijver Josephus vertelt ons dat de Farizeeën en Sadduceeën hierover van mening verschilden. „De Farizeeën”, vermeldde hij, „. . . schrijven alles toe aan het Noodlot of aan God.” De mohammedaanse koran zegt: „Geen ziel kan ooit sterven tenzij met Allah’s toestemming en op een vastgestelde tijd.” — Soera 3:145, vertaling van Mohammed Pickthall.
De leer van de predestinatie (of voorbeschikking) werd in de vijfde eeuw in de christenheid ingevoerd door de rooms-katholieke „heilige” Augustinus. Ze wordt soms de leer van Augustinus genoemd. De katholieke Kerk houdt zich er nog steeds aan, hoewel niet in de mate die Augustinus onderwees. The New Catholic Encyclopedia, Deel 11, blz. 713, verklaart: „Alle dingen zijn van tevoren door God gekend en beschikt.” — Zie ook bladzijde 714 onder het kopje „Predestinatie in de katholieke theologie”.
De 16de-eeuwse protestantse hervormer Johannes Calvijn was net als Augustinus duidelijker in zijn uitspraken. „Predestinatie” definieerde Calvijn als „het eeuwige decreet Gods, waarmee hij bij zichzelf heeft bepaald wat er zou worden van ieder individu van de mensheid. Want zij zijn niet allemaal met een zelfde bestemming geschapen; maar eeuwig leven is voorbeschikt voor sommigen, en eeuwige verdoemenis voor anderen”. Volgens Calvijn heeft God „voordat de eerste mens was geschapen” ieders bestemming vastgelegd, met inbegrip van die van u.
De wijdverbreide invloed van deze leer op mensen
Calvijns invloed greep ver om zich heen. Het boek The Protestant Ethic and the Spirit of Capitalism (De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme) legt hierover uit: „Het calvinisme was het geloof waarover de grote politieke en culturele worstelingen van de zestiende en zeventiende eeuw werden gestreden in de meest ontwikkelde landen, de Nederlanden, Engeland en Frankrijk. . . . de leer van de predestinatie werd als het meest karakteristieke kenmerk ervan beschouwd. Het calvinisme diende als een verzamelpunt voor talrijke helden van de strijdende Kerk, en in zowel de achttiende als de negentiende eeuw was het de strijdleus voor belangrijke nieuwe reveils.” — Wij cursiveren.
Deze leer, ’zeer karakteristiek’ voor het calvinisme, beïnvloedde mensen op verschillende manieren. In een commentaar hierop zegt de Encyclopaedia Britannica: „Ze bracht ’s mensen vrijheid tot een minimum terug, en creëerde op die manier hetzij een overmatig vertrouwen in hen die geloofden uitverkoren te zijn, of wanhoop in hen die niet tot die verzekerdheid konden geraken.” Soms verbreidde een dergelijk „overmatig vertrouwen” zich door hele gemeenschappen die van zichzelf meenden „een uitverkoren ras” te zijn. De leer is gebruikt als een rechtvaardiging voor het onderdrukken van andere rassen die als primitief werden beschouwd.
Predestinatie bevordert een fatalistische levenshouding. Onder Zuidafrikanen treft men dit veel, zowel onder zwarten als onder blanken, hetgeen begrijpelijk is gezien de sterke calvinistische invloed hier, vooral van de gereformeerde en presbyteriaanse kerken. Bij een sterfgeval zeggen Xhosa’s in dat land soms: „Een man mag slachten wat hem toebehoort.” Dit houdt in dat God sterfgevallen veroorzaakt, zoals een man het recht heeft zijn eigen schapen te slachten.
Geloof in predestinatie kan iemand zijn vertrouwen in God doen verliezen. Wanneer een ramp of een ernstige ziekte toeslaat, kan zo iemand God daarvan de schuld geven, en zich daarom tegen God keren. Dit geloof kan ook tot roekeloosheid leiden. Sommigen geloven dat ongeacht de risico’s die zij nemen, hun leven slechts kan eindigen op ’Gods vastgestelde tijd’. Dit heeft in sommige Noordafrikaanse landen bijvoorbeeld geleid tot een doldrieste rijstijl en daaruit voortvloeiende verliezen aan mensenlevens.
Wat leert de bijbel?
De bijbel leert dat God de mens naar zijn ’beeld en gelijkenis’ heeft geschapen (Gen. 1:26). Een dergelijke „gelijkenis” verwijst naar eigenschappen, naar hoedanigheden, niet naar uiterlijk. Zoals de Schepper vrij is om te doen wat hij verkiest, zo heeft hij ook de mens met een vrije wil geschapen. Uit respect voor deze vrije wil gaat de Schepper niet het pad dat elk individu zal volgen, vastleggen of voorbeschikken. Ontstaat hier een strijdigheid met Gods voorkennis, Gods mogelijkheid om in de toekomst te zien? Neen! Laten wij dit illustreren: Een radio maakt het iemand mogelijk om thuis naar het nieuws te luisteren, maar hiervoor is nodig dat het toestel wordt aangezet en dat op het goede moment de juiste zender gekozen wordt. Evenzo is het met het vermogen van de Schepper tot voorkennis; hij maakt er een selectief gebruik van, waarbij hij respect toont voor de vrije wil die hij de mens gaf.
De bijbel leert dat allerlei voorvallen en rampen vaak een kwestie zijn van „tijd en onvoorziene gebeurtenissen” (Pred. 9:11, 12). Neem als voorbeeld een druk kruispunt. Een ’onvoorziene gebeurtenis’, zoals het weigeren van de remmen, kan wanneer ze op de verkeerde „tijd” plaatsvindt, een dodelijk ongeluk veroorzaken. De bijbel leert niet dat God voor dergelijke dingen verantwoordelijk is of ze voorbeschikt. In het besef van hun persoonlijke verantwoordelijkheid zullen christenen als zij aan het verkeer deelnemen, blijk willen geven van „gezond verstand,’ en ervoor willen zorgen dat hun auto in goede conditie verkeert. — 2 Tim. 1:7.
Ten aanzien van de uiteindelijke bestemming van de mensheid leert de bijbel dat er drie mogelijkheden zijn. Ten eerste heeft God uit degenen die zijn voorziening voor redding hebben aanvaard, een bepaalde klasse „geroepen”. Dezen zijn bestemd tot leven in de hemel, en hun aantal staat vast — 144.000. Onder Gods aangestelde Koning, Jezus Christus, zullen zij tot zegen van de mensheid een hemelse regering vormen (Rom. 8:29, 30; Openb. 14:1-3; 20:1-4). Hoewel deze klasse en haar aantal „voorbeschikt” zijn, geldt dit niet met betrekking tot de individuele personen die met elkaar deze klasse vormen. Het is mogelijk dat iemand nalaat in overeenstemming met zijn hemelse roeping te blijven, zodat hij vervangen moet worden. Er wordt dan ook gewaarschuwd: „Blijf vasthouden wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.” — Openb. 3:11; zie ook Matth. 24:13; Fil. 3:12, 13; 2 Petr. 1:10; Jud. 3-5.
De twee andere mogelijkheden zijn dat mensen eeuwig op deze aarde leven of uiteindelijk hun leven verliezen. In beide gevallen is noch het aantal vastgelegd noch ook wie het betreft. De keus is aan de mens. De Schepper zegt: „Ziet, ik stel voor uw aangezicht de weg des levens en de weg des doods.” Als iemand zich op de „weg des doods” bevindt, is het nog niet te laat om terug te keren. Gods eigen uitnodiging luidt: „Keert u af, keert u af van uw slechte wegen, want waarom zoudt gij sterven?” Als iemand de „weg des levens” heeft gekozen, moet hij ervoor zorgen daarop te blijven. Jehovah’s Getuigen slaan acht op Gods waarschuwing: „Wanneer ik tot de rechtvaardige zeg: ’Gij zult beslist blijven leven’, en hijzelf werkelijk op zijn eigen rechtvaardigheid vertrouwt en onrecht doet, zullen al zijn eigen rechtvaardige daden niet worden gedacht, maar wegens zijn onrecht dat hij heeft gedaan — daarvoor zal hij sterven.” — Jer. 21:8; Ezech. 33:11, 13.
Een wonderbaarlijke toekomst wacht degenen die de „weg des levens” kiezen en daarop blijven. Hetzij door een opstanding uit de doden, hetzij doordat zij in leven blijven en Gods nieuwe ordening betreden, hebben zij het vooruitzicht zich in eeuwig leven te verheugen (Ps. 37:10, 11, 29; Joh. 11:25). „De gave die God schenkt, is eeuwig leven door Christus Jezus, onze Heer” (Rom. 6:23). Wat is bij het aanvaarden van die bijzonder kostbare „gave” betrokken? Degenen die dit tijdschrift, verspreiden, zullen dit wat graag met u bespreken, en deze bespreking kan kosteloos en zonder enige verplichting uwerzijds bij u thuis plaatsvinden.
[Illustratie op blz. 11]
De Schepper heeft de mens een vrije wil gegeven en gaat daarom niet het pad dat elk individu zal volgen, vastleggen of voorbeschikken
DE WEG DES DOODS
DE WEG DES LEVENS