Is de bijbel werkelijk waar?
’De mensen in die oude bijbelse tijden waren onwetend en bijgelovig. Zij konden niet lezen of schrijven. De geschiedenis werd gewoon mondeling doorgegeven. Hoe kan de bijbel dan werkelijk waar zijn?’ Hebt u ook wel eens zo over de bijbel gedacht?
VEEL oprechte mensen wel. Anderen grijpen zo’n redenatie natuurlijk slechts aan om zich aan hun verantwoordelijkheid te onttrekken. Maar is het waar dat de maatschappij in bijbelse tijden zo primitief en onwetend was?
De afgelopen jaren is er bij opgravingen in Ebla, Syrië, een bibliotheek van ruim 16.500 spijkerschrifttabletten (wigvormig schrift in klei) en fragmenten blootgelegd waarop veel aspecten van het leven in die streek uitgebeeld staan. Welke periode beslaan ze? De meest recente schattingen van de archeologen geven het derde millennium vóór onze gewone tijdrekening (v.G.T.) aan.
Wat vertellen ze ons over die oude mensenmaatschappij? Was ze primitief, onwetend en ongeletterd? De filoloog Giovanni Pettinato verklaart: „Wij kunnen reeds uit de beginfase van de studie van het materiaal afleiden dat Ebla een sterk geïndustrialiseerde staat was met een economie die niet op de landbouw en de schapenteelt was gebaseerd maar veeleer op industriële produkten en internationale handel.”
Wat voor inlichtingen waren in die uitgebreide officiële bibliotheek opgeslagen? Deskundige Pettinato legt uit: „70 procent van de bewaarde teksten is economisch-administratief . . . Nog eens 10 procent is historisch en moest, omdat het belangrijke internationale verdragen bevatte, met de grootste zorg bewaard worden. Een goede 20 procent is literair.”
Of deze bibliotheek in Ebla licht zal werpen op bijbelse gebeurtenissen en plaatsen is nog te bezien. Wèl is duidelijk dat het leven ruim vierduizend jaar geleden niet zo primitief was als sommigen ons willen doen geloven.
Zijn er bewijzen voor de nauwkeurigheid van de bijbel?
Nu rijst de vraag: Bestaan er oude spijkerschrifttabletten en inscripties die licht werpen op wat de bijbel als geschiedenis weergeeft? Laten wij eens enkele korte voorbeelden uit het bijbelverslag onder de loep nemen. Beschouw eerst eens een voorval tijdens de verovering van Kanaän door de Israëlieten in de 15de eeuw v.G.T.
1. „Jozua keerde in die tijd terug en nam Hazor in . . . en hij verbrandde Hazor in het vuur.” — Joz. 11:10, 11.
In 1928 identificeerde wijlen professor John Garstang Tell el-Keda, ten noorden van de Zee van Galiléa, als de plaats waar de Kanaänitische stad Hazor gelegen moet hebben. In de periode 1955-’58 deed een team van archeologen ter plaatse opgravingen. Er werd een spijkerschrifttablet gevonden dat de identificatie als Hazor staaft. En „in de zuidwestelijke hoek van de lager gelegen stad trof men Kanaänitische huizen aan . . . Het stadsniveau waarvan deze huizen deel uitmaakten . . . vertoonde tekenen van gewelddadige verwoesting en verlating. Dit nu klopt prachtig met de overlevering dat Jozua de stad na de Exodus heeft ingenomen” (Illustrations of Old Testament History, R. D. Barnett). Dit pleit duidelijk voor de nauwkeurigheid van de bijbel.
2. In het boek Ezra vertelt de bijbel ons dat Cyrus, koning van Perzië en veroveraar van Babylonië, een decreet uitvaardigde waarbij hij vrijheid van godsdienst verleende en de joodse ballingen toestond naar hun vroegere gebied terug te keren en er hun vorm van aanbidding te herstellen (Ezra 1:1-3). Is er enig bewijs voor dit beleid van religieuze verdraagzaamheid, dat zo scherp afsteekt bij het eerder door Babylon en Assyrië gevoerde beleid?
In 1879 ontdekte H. Rassam — die in Babylon opgravingen verrichtte voor het Brits Museum — wat nu als de Cyruscilinder bekendstaat. In 1970 werd nog een fragment geïdentificeerd als een deel van die in spijkerschrift beschreven cilinder, en daarmee werd weer een gedeelte van de tekst hersteld. Wat geeft de vertaling van het besluit van de tekst te kennen?
„Zo ver als Assur en Susa, Agade, Esjnoenna . . . alsook de streek der Goeteeërs, gaf ik deze heilige steden aan gene zijde van de Tigris, waarvan de heiligdommen reeds lange tijd in puin lagen, de beelden terug die daar plachten te staan en richtte er permanente heiligdommen voor op. Ik bracht (ook) al hun (vroegere) inwoners bijeen en gaf (hun) hun woonplaatsen terug.”
Deze spijkerschrifttekst is een opmerkelijke bevestiging van de nauwkeurigheid van de bijbel wat betreft Cyrus’ tolerante beleid tegenover buitenlandse godsdiensten.
3. De bijbel vermeldt: „In het veertiende jaar van koning Hizkía, trok Sanherib, de koning van Assyrië, op tegen alle versterkte steden van Juda en veroverde ze vervolgens.” Met het oog op deze dreiging verkoos Hizkía Sanherib schatting te betalen. „Bijgevolg legde de koning van Assyrië Hizkía, de koning van Juda, driehonderd talenten zilver en dertig talenten goud op.” — 2 Kon. 18:13-16.
Worden deze gebeurtenissen door enige andere bron bevestigd? In 1847-’51 ontdekte de Britse archeoloog A. H. Layard in de ruïnes van het paleis van Sanherib dat wat nu bekendstaat als het prisma van Sanherib of het Taylor-prisma. In spijkerschrift geeft het Sanheribs versie van zijn wapenfeiten weer. Wordt Hizkía erop genoemd? Staat er iets op over de schatting? Een vertaling luidt:
„Wat Hizkía, de jood, betreft, die zich niet aan mijn juk onderwierp, ik belegerde 46 van zijn sterke, ommuurde steden, alsmede de kleine steden in de omgeving ervan . . . en nam (ze) in.” Het verslag vervolgt: „Hemzelf maakte ik tot een gevangene in Jeruzalem, zijn koninklijke residentie, als een vogel in een kooi.” Merk op dat Sanherib niet beweert dat hij Jeruzalem veroverde, wat klopt met het bijbelverslag. Maar hoe staat het met de schatting? „Ik verhoogde de vroegere schatting en legde hem als hun jaarlijkse betaling een belasting op . . . dertig talenten goud en achthonderd talenten zilver . . . [en] allerlei waardevolle schatten.” De bijbelse versie komt duidelijk overeen met het prisma van Sanherib, behalve wat betreft de waarde van de schatting aan zilver. Is dat een reden om aan de nauwkeurigheid van de bijbel te twijfelen? Waarom zouden wij meer geloof hechten aan de pocherige versie van Sanherib dan aan het bescheiden bijbelverslag?
Sanherib beweert in zijn verslag op het prisma ook dat hij 200.150 gevangenen uit Juda heeft weggevoerd, terwijl uit het bijbelverslag blijkt dat hijzelf een verschrikkelijk verlies van 185.000 soldaten in één nacht leed (2 Kon. 18:13–19:36). Hoe kunnen wij deze verschillen verklaren?
In zijn boek Light From the Ancient Past spreekt professor Jack Finegan over de „algemene tendens tot roemen waarvan de inscripties van de Assyrische koningen doortrokken zijn”. Professor Olmstead geeft in Assyrian Historiography als zijn mening te kennen: „Wanneer Sanherib ons vertelt dat hij . . . niet minder dan 200.150 gevangenen uit Juda wegvoerde, en dit in weerwil van het feit dat Jeruzalem zelf niet werd ingenomen, dan kunnen wij de 200.000 als een produkt van de rijke fantasie van de Assyrische schrijver aftrekken en de 150 aanvaarden als een benadering van het feitelijke aantal gevangenen.”
Klaarblijkelijk zijn overdreven oorlogsverslagen niet alleen kenmerkend voor de 20ste eeuw! En dat men nalaat in officiële annalen een verpletterende nederlaag te erkennen, is niets nieuws. Waar het echter om gaat, is dat de inscriptie op het Taylor-prisma op de nauwkeurigheid van de bijbel wijst!
4. Laten wij nog één voorbeeld van bevestigde bijbelse geschiedenis nemen. Toen de Israëlieten ruim 3400 jaar geleden het Beloofde Land in bezit namen, veroverde de stam Dan een gebied ten noorden van Galiléa. Het bijbelse verslag zegt:
„Toen trokken de zonen van Dan op en streden tegen [de Kanaänitische stad] Lesem [Laïs] en namen het in . . . en gaven aan Lesem de naam Dan, naar de naam van hun voorvader Dan.” — Joz. 19:47; Recht. 18:29.
Heeft die stad ooit bestaan? Werd ze ooit Dan genoemd? In Tell el-Qadi, in 1976, ontdekte de archeoloog Avraham Biran een kalkstenen plaat met een inscriptie in het Grieks en Aramees. De Griekse tekst maakt melding van iemand die Zoilos heette en een gelofte deed aan de „god die in Dan is”. Daardoor weten archeologen dat zij werken op de plek waar de oude Israëlitische stad Dan, vroeger bekend als Laïs of Lesem, heeft gelegen. Opnieuw blijkt de bijbel nauwkeurig te zijn. Dit zou door nog veel meer voorbeelden uit archeologische vondsten geïllustreerd kunnen worden als de ruimte het toeliet.
Is de bijbel een betrouwbare basis?
In feite is de bijbel herhaaldelijk door archeologen gebruikt om de geografische ligging van menige plaats uit de oudheid vast te stellen. De waarde die de bijbel in dit opzicht heeft, wordt beklemtoond door de archeoloog Yohanan Aharoni, die schreef: „De bijbel is nog steeds de voornaamste inlichtingenbron voor de historische geografie van Palestina in de Israëlitische periode. De verhalen en beschrijvingen erin geven zowel de geografische omgeving als de historische gebeurtenissen die er plaatsvonden weer. De bijbel bevat verwijzingen naar ongeveer 475 plaatselijke geografische namen, waarvan vele in een context die zinvolle bijzonderheden over de aard, de ligging en de geschiedenis van de plek verschaft.” Dit is waar ondanks het feit dat „de bijbel noch een leerboek over geografie noch een encyclopedie is”.
Hoe meer men zich verdiept in de feiten en artefacten die verband houden met de bijbel, hoe meer waardering men krijgt voor de nauwkeurigheid ervan. Maar feiten en artefacten zijn één kant van de zaak; interpretatie, theorie en speculatie een andere. Zijn de archeologen het altijd met elkaar eens in hun interpretaties? Zijn zij altijd volkomen objectief? Verdienen hun theorieën de voorkeur boven het historische verslag in de bijbel?
[Illustraties op blz. 4]
De Cyruscilinder bevestigt Cyrus’ religieuze verdraagzaamheid
Het verslag op het Taylor-prisma loopt parallel met het verslag in de bijbel over de schatting die aan Sanherib werd betaald