’Uw handen zijn vol bloed’
„OOK al zendt gij veel gebeden op, ik luister niet; met bloedvergieten zijn uw eigen handen vervuld geworden.” Zo sprak de almachtige God tot degenen die voorgaven hem te dienen maar betrokken waren bij het vergieten van onschuldig bloed. — Jesaja 1:15.
Maken de religies van deze wereld zich schuldig aan het vergieten van onschuldig bloed? Ja, dat doen ze zeer beslist. In elke oorlog in onze 20ste eeuw hebben de religies van deze wereld en hun geestelijken hun steun verleend aan het bloedvergieten. Dit heeft er zelfs toe geleid dat leden van dezelfde religie elkaar op enorme schaal hebben gedood.
Jezus leerde zijn volgelingen echter: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats” (Matthéüs 26:52). De apostel Paulus verklaarde: „De wapenen van onze oorlogvoering zijn niet vleselijk” (2 Korinthiërs 10:4). De krachtige boodschap van Gods Woord is dat degenen die de ware religie beoefenen, elkaar moeten liefhebben en geen bloed mogen vergieten: „Hieraan zijn de kinderen van God en de kinderen van de Duivel kenbaar: Een ieder die geen rechtvaardigheid betracht, spruit niet uit God voort, evenmin als hij die zijn broeder niet liefheeft. Want dit is de boodschap die gij van het begin af hebt gehoord, dat wij liefde voor elkaar moeten hebben; niet zoals Kaïn, die uit de goddeloze voortsproot en zijn broer vermoordde.” — 1 Johannes 3:10-12.
Als een religie deze soort van liefde niet in praktijk brengt, zullen haar gebeden niet door God worden verhoord. De bijbel zegt: „Wat wij ook vragen, ontvangen wij van hem, omdat wij zijn geboden onderhouden en de dingen doen die in zijn ogen welgevallig zijn” (1 Johannes 3:22). Maar de religies van deze wereld hebben Gods geboden niet onderhouden. In plaats daarvan zijn ze op slappe wijze meegegaan in het afslachten van zo’n 100 miljoen mensen, en dan spreken wij alleen nog maar over de oorlogen van deze eeuw!
Zullen leiders en volken luisteren?
In zijn slottoespraak in Assisi zei Johannes Paulus II: „Wij nodigen de wereldleiders uit om nota te nemen van onze nederige smeekbede aan God om vrede.” Zullen de politieke leiders en hun onderdanen in het algemeen luisteren naar deze oproep? Laten wij om daarachter te komen de geschiedenis eens bekijken.
De geschiedenis onthult dat verdragen en gebeden voor vrede niets nieuws zijn. In de middeleeuwen werden verdragen of wapenstilstanden vaak een godsvrede genoemd. Ze werden uitgeroepen op de religieuze feestdagen van de christenheid, in welke periode elk conflict moest worden gestaakt. Maar zelfs de dreiging van excommunicatie voor degenen die zulke wapenstilstanden verbraken, was niet voldoende om mensen respect ervoor af te dwingen.
In het jaar 1915 deed paus Benedictus XV de natiën een verzoek om een eind te maken aan de „afschuwelijke slachting” van de eerste wereldoorlog. Hij bad tot God om „de beëindiging van de boze gesel”. Maar noch de nationale leiders noch hun onderdanen luisterden hiernaar. En logischerwijs luisterde ook God niet omdat de strijders aan beide zijden lidmaten van dezelfde religie waren. Zo doodde katholiek katholiek en protestant protestant, lijnrecht in strijd met Gods geboden.
Toen in de lente van 1939 de onweerswolken van de tweede wereldoorlog zich samenpakten, organiseerde Pius XII „een kruistocht van openbare gebeden voor vrede”. In de daaropvolgende maand augustus, net voor het uitbreken van de oorlog, deed hij een oproep aan nationale leiders en hun onderdanen om op te houden met „de beschuldigingen, de bedreigingen, de gronden voor wederzijds wantrouwen” om zo het ergste te vermijden.
Maar al deze gebeden en verzoeken brachten de oorlogsmachine van katholiek en protestant Duitsland niet tot staan, en evenmin wezen ze het katholieke Italië of het sjintoïstische Japan de juiste weg. En geen enkel lid van welke religie maar ook werd met excommunicatie gedreigd ingeval hij anderen die dezelfde religie beleden, zou doden. Zo ging de slachting van broeder tegen broeder zes jaar lang voort, ondersteund door de geestelijkheid van elke natie.
In reactie op de oproep van de paus in Assisi werd op sommige plaatsen op 27 oktober 1986 de strijd gestaakt. Maar in andere landen gingen de gevechten door. In veel gevallen gebeurde dit in landen wier religie in Assisi vertegenwoordigd was. De katholieke guerrillastrijders van de IRA pleegden bijvoorbeeld een bomaanslag in Ierland. De Sikhs vochten in India. Ook in Afghanistan, Ethiopië, Libanon, Iran, Irak en andere gebieden ging het bloedvergieten door. En zelfs waar die ene dag een staakt-het-vuren werd nagekomen, werd de volgende dag opnieuw dood en verderf gezaaid. Inderdaad een zonderlinge vrede!
Zou „de God van vrede” zulke initiatieven zegenen waardoor indirect degenen worden goedgekeurd die vandaag ophouden met moorden en de volgende dag gewoon weer verder gaan? Schonk God Kaïn zijn goedkeuring nadat deze Abel had vermoord? Beslist niet! — Hebreeën 13:20.
Geen kracht voor de vrede
Recente enquêtes in verscheidene landen geven te kennen dat een groot aantal mensen de religies van de wereld veeleer bezien als krachten die de oorlog aanwakkeren dan dat ze de vrede zouden bevorderen. Zo denkt 47 procent van het Franse volk en 48 procent van de Israëli’s erover.
John Taylor, secretaris-generaal van de Wereldconferentie van Religies voor de Vrede, zei in het Franse katholieke maandblad L’Actualité Religieuse dans le Monde: „Wij hebben onszelf wijsgemaakt dat religie in staat was licht en naastenliefde te brengen in conflicten en dat ook zou doen, en dat wij heel veel zouden hebben aan een bundeling van de krachten tegen oorlog en bewapening. Maar toen wij deze problemen aan een nauwkeurig onderzoek onderwierpen, gingen wij geleidelijk aan beseffen dat oorlogen niet worden veroorzaakt door wapens, maar door haat en onenigheid onder mensen . . . En daar heeft ook religie een rol in gespeeld.”
Historicus Ernesto Galli Della Loggia verwoordde het in het katholieke dagblad Avvenire zelfs nog scherper: „Religie schijnt geen verenigend raamwerk onder mensen en volken te hebben opgebouwd, maar juist het tegenovergestelde. Zo is het al eeuwenlang geweest. Niet alleen hebben de grootste monotheïstische religies elkaar in genadeloze oorlogen bevochten, maar sommige daarvan — hoofdzakelijk het christendom en de islam — hebben al hun kracht gewijd aan het uitroeien van de animistische religies van de zogenaamde primitieve volkeren. Dit heeft plaatsgevonden omdat religie en politieke macht twee kanten zijn van dezelfde medaille.”
Om deze en andere redenen gaan regeringen ofwel voorbij aan religieuze leiders of gedogen zij hen alsof zij een noodzakelijke maar hinderlijke bijkomstigheid zijn. En de religies in de wereld zijn eenvoudig een vernisje dat weinig of geen heilzame uitwerking heeft, noch op de mens noch op de wereldtoestanden.
Aan het eind van de biddag erkende de paus zelf dat ook het katholicisme verantwoordelijkheid draagt voor al dit bloedvergieten. Hij zei: „Ik wil geredelijk erkennen dat katholieken niet altijd getrouw zijn geweest aan deze plechtige geloofsverklaring.” En hij voegde eraan toe: „Wij zijn niet altijd ’vredestichters’ geweest. Voor onszelf, maar misschien in zekere zin voor allen, is deze ontmoeting in Assisi een boetedoening.”
Maar heeft de hedendaagse religie door haar daden getoond dat ze haar houding tegenover oorlog heeft veranderd? Heeft ze werkelijk berouw van haar oneervolle verleden? Sprekend over huidige oorlogen verklaarde Ernesto Galli Della Loggia: „Negen van de tien van deze conflicten zijn tevens, zo niet bovenal, religieuze conflicten.”
De gebeden voor de vrede hebben derhalve geen enkele waarde gehad. Noch de politieke leiders noch hun onderdanen luisteren en handelen ernaar, en God evenmin, want hij heeft gezegd: „Ook al zendt gij veel gebeden op, ik luister niet; met bloedvergieten zijn uw eigen handen vervuld geworden” (Jesaja 1:15). Daarom was het internationale vredesjaar 1986, gepropageerd door de Verenigde Naties en gesteund door de gebeden van de religies van deze wereld, zo’n fiasco.
[Kader op blz. 10]
Een enquête in Italië
Ontwaakt! heeft in verscheidene Italiaanse steden een opinieonderzoek verricht, waarbij honderden mensen — de meesten katholiek — werden geïnterviewd. Op de vraag of vredesinitiatieven zoals de biddag voor vrede in Assisi en wapenstilstanden ertoe zullen bijdragen oorlogen en bewapening uit te bannen, antwoordde 70 procent nee, en zei 17 procent dat het slechts de eerste stap was; slechts 10 procent vond het iets positiefs.
Een priester uit de Noorditaliaanse stad Bergamo zei: „Ik denk dat het initiatief heel bruikbaar zal zijn mits de boodschap ervan verder wordt uitgedragen. Het is een goede start die niet op zichzelf mag blijven staan.”
Maar een jonge katholieke vrouw uit hetzelfde gebied zei: „Men moet wel diep worden getroffen door de huichelachtigheid van mensen die jarenlang hebben gevochten, ook om religieuze redenen, en die dan hun wapens neerleggen en bidden voor wereldvrede, terwijl zij heel goed weten dat zij de volgende dag weer met vechten zullen doorgaan.” En een jongere uit Brescia verklaarde: „Zulke ontmoetingen doen niets aan de bestrijding van religieuze onverschilligheid. De kerken moeten minder belangstelling tonen voor de politiek als ze willen dat God naar hen luistert.”
In antwoord op de vraag „Waardoor zou de religie doeltreffender tot de vrede kunnen bijdragen?” zei een katholiek uit Turijn dat „zij zich moeten afscheiden van elke wereldlijke medeplichtigheid en de mensheid moeten leren zonder wapens te leven”. Een jonge katholieke vrouw uit Cremona zei: „De kerk had een goed voorbeeld moeten geven door zich niet met oorlogen en politiek in te laten. Maar daarvoor is het nu te laat.”
Op de vraag „Hoe denkt u over het pauselijke vredesinitiatief?” antwoordde een advocaat uit de provincie Pesaro: „De kerk benut het vredesvraagstuk om propaganda te maken voor het katholicisme in de wereld.” Een 84-jarige katholieke dame zei: „Het is zinloos. Als zij oorlog willen, beginnen zij er een, hoe dan ook.”
Betreffende de „politieke oogmerken” van de religie gaf de Milanese publikatie Il Corriere della Sera dit belangrijke commentaar: „De Kerk maakt gebruik van het pacifisme en propageert initiatieven die haar in staat stellen controle uit te oefenen op, in plaats van onderworpen te zijn aan, de debatten in de publieke opinie over de grote politieke vraagstukken van het ogenblik.”
[Illustraties op blz. 8, 9]
Gebeden werden opgezonden door mensen uit alle delen der wereld
Veel jongeren hebben belangstelling voor wereldvrede