Wereldtentoonstellingen vechten voor hun voortbestaan
WERELDTENTOONSTELLINGEN hebben meestal grote publieke belangstelling getrokken. Ook hebben ze de wereldhandel bevorderd. Nu gaat men zich echter afvragen of ze nog wel kunnen voortbestaan. Hoe komt dat?
De geschiedenis van beurzen en tentoonstellingen en het doel ervan — vergezeld van beschouwingen over een recente expositie — zal het beantwoorden van die vraag vergemakkelijken.
Oorsprong en doel
De geschiedenis van beurzen en tentoonstellingen is tot voorchristelijke tijden terug te voeren, tot religieuze feesten en bijeenkomsten in het Midden-Oosten. Ze openden voor handelaren als de Feniciërs de mogelijkheid om overal in het Middellandse-Zeegebied goederen te verkopen.
In de middeleeuwen begonnen in Europa de jaarmarkten op te komen, die overeenkomst vertonen met de handelsbeurzen zoals wij die nu kennen. Het waren handelscentra voor kooplieden en anderen. Dat ze een religieuze achtergrond hadden, blijkt uit de woorden ervoor in andere talen. Zo komt het Engelse „fair” van het Latijnse feriae (feest), gebruikt voor de middeleeuwse religieuze „fairs” en feesten. En „het Duitse woord voor beurs, Messe, is ontleend aan het Latijnse missa, dat ’mis’ betekent” (The Encyclopedia Americana, Internationale editie). Mettertijd was er van die religieuze achtergrond echter niet veel meer over en verschoof het accent naar het commerciële aspect.
Dat accent was duidelijk bij de expositie die in 1851 in het Crystal Palace in Londen werd gehouden en die als de eerste echt internationale expositie en als het model voor de erop volgende wereldtentoonstellingen wordt beschouwd. Het doel ervan was „de wereld kennis te laten maken met Britse goederen en produktieprocessen en op die manier de vraag te stimuleren”. Was ze een succes?
The Encyclopedia Americana antwoordt: „Niet alleen maakten de Engelsen kennis met de indrukwekkende kunst en kundigheid van andere volken, maar de bezoekers . . . werden zich scherp bewust van de superioriteit van de Britse goederen, machines en produktietechnieken. De orders voor Britse goederen vertoonden onmiddellijk een scherpe stijging.”
Daar het aantal internationale exposities toenam, werd het raadzaam geacht een internationaal bestuursorgaan in het leven te roepen. (Het kader op blz. 25 geeft een gedeeltelijke opsomming van enkele van de bekendste wereldtentoonstellingen en internationale exposities.) In 1928 werd in Parijs dan ook door 35 landen een verdrag ondertekend voor de oprichting van een commissie „ter regulering van de frequentie en organisatie van wereldtentoonstellingen”. In 1931 werd door deze commissie de BIE (Bureau International des Expositions) opgericht om toezicht te houden op deze evenementen.
EXPO 86: De wereldtentoonstelling van 1986
De meest recente internationale expositie was EXPO 86 in Vancouver (Canada), die van 2 mei tot 13 oktober 1986 werd gehouden. Verspreid over het 70 hectare grote terrein stonden ruim 90 paviljoens, en 54 landen namen eraan deel. Het thema van EXPO 86 was „transport en communicatie”, weergegeven in de slagzin „Wereld in beweging — Wereld in contact”. Het middelpunt werd gevormd door het Expocentrum, een 17 verdiepingen hoge, roestvrij stalen geodetische koepel. Het centrum herbergde onder meer een Omnimax-theater met 500 zitplaatsen waar films werden geprojecteerd op een scherm van acht verdiepingen hoog!
De Sovjet-Unie en de Verenigde Staten stelden hun ruimtevaartuigen en satellieten tentoon om te laten zien wat zij op het gebied van reizen en communicatie hebben bereikt. Het pronkstuk van de tentoonstelling was echter het naast Canada Place gelegen Canada-paviljoen, een spectaculair bouwwerk dat $144,8 miljoen heeft gekost en bedoeld is als een „permanent gebouwencomplex voor de federale regering”. Het ligt op een pier in de haven van Vancouver en ziet eruit als een combinatie van een luxelijnboot en een reusachtig zeilschip met vijf masten die op het punt staat het ruime sop te kiezen.
Toen de Expo voorbij was, werd Canada Place het Wereldhandelscentrum. Daar is het heel geschikt voor. Binnenin heeft het een oppervlakte van twee voetbalvelden. Het biedt ruimte aan 5000 congresgangers, heeft daarnaast nog 23 vergaderruimten en herbergt zelfs een hotel met 500 kamers en een balzaal.
„Was het de investering werkelijk waard?”
Dat de gebouwen en de plaatselijk getroffen voorzieningen in gebruik zullen blijven, heeft sommigen de opmerking ontlokt dat hoe hoog de kosten ook zijn, een wereldtentoonstelling die alleszins waard is. Zij wijzen op de gecreëerde banen, het toegenomen toerisme, de belastinginkomsten en het nieuwe vervoersnet, bruggen en wegen, en alle andere bijkomende voordelen.
Velen zijn vol lof over de hoeveelheid gezond gezinsamusement op een tentoonstelling. Op de Expo waren er naast de educatieve exposities in elk paviljoen, een amusementsruimte, vier amfitheaters en bioscoopzalen en meer dan 43.000 gratis voorstellingen, waaronder balletuitvoeringen en concerten. De sfeer deed een schrijver opmerken: „Alleen al daar rondwandelen maakt dat je je prettig voelt.” Een van de films „kreeg een Oscar-nominatie in de categorie korte documentaires”.
Maar „was het de investering werkelijk waard?” vroeg een krant. Op de laatste dag van EXPO 86 bracht een Canadese krant de kwestie van de honderden miljoenen dollars bedragende schuldenlast ter sprake en zei: „Morgen begint de kater.”
Kosten en schulden
„De tentoonstelling is geëindigd met een tekort van $349 miljoen”, berichtte The Toronto Star. De exploitatieverliezen bij voorgaande tentoonstellingen staan vermeld in het reeds genoemde kader. EXPO 86 was dus geen uitzondering. Het is waar dat er ruim 22 miljoen bezoekers waren — meer dan verwacht. En ze heeft overal ter wereld uitstekende gratis publiciteit gekregen — 10.000 journalisten uit 60 landen werden ernaartoe gestuurd om erover te schrijven. De voorbereidingen hadden acht jaar geduurd en ter promotie was er een „schitterende wereldomvattende reclamecampagne” gevoerd. Toch was er een nadelig saldo.
Zou de economie er echter niet door opleven? „De zorgelijke economie van de provincie vertoonde een korte opleving zoals de kick die een druggebruiker zoekt — snel, euforisch. Maar van de beloofde internationale investeringen schijnt niets gekomen te zijn”, vermeldde een verslag. De werkloosheid in het gebied viel terug tot het niveau van vóór de Expo.
De kosten voor de belastingbetaler zijn niet voorbij. Hoewel een prachtig complex als Canada Place in de toekomst gebruikt zal worden, zal het toch gerenoveerd moeten worden. Het leeghalen alleen al zou naar schatting $10 miljoen kosten. De renovatiekosten belopen al zo’n $18 miljoen. Maar er zijn nog meer factoren die exposities minder aantrekkelijk maken.
Andere negatieve factoren
Een schrijver merkte op: „Wij zijn de technologie gaan wantrouwen; wij hebben er op z’n zachtst gezegd geen ontzag meer voor.” Ze roept niet langer onverdeelde bewondering op.
David Suzuki, een Canadese wetenschapper, zei over EXPO 86: „Naast de lichtende belofte van kunstmatige intelligentie, ruimtevaart en kernfusie, gaf [de expositie] geen enkele indicatie van de verpletterende militaire consequenties van dit werk, de enorme winsten die de particuliere ondernemer zal opstrijken of de gevolgen die de komende veranderingen zullen hebben voor de maatschappij, het individu en het milieu.”
Als andere redenen voor de teruglopende belangstelling werden onder meer genoemd: „Wereldtentoonstellingen zijn geen referentiepunten voor de industriële wereld meer.” „Men staat thans niet meer zo snel van iets verwonderd. . . . Mensen . . . kunnen alle wonderen van de wereld op hun televisietoestel zien.” „Door het grote aantal Expo’s in de laatste tientallen jaren zijn kennelijk nogal wat mensen er blasé van geworden.”
Wat zijn de vooruitzichten voor wereldtentoonstellingen?
’Te veel vakbeurzen en, op z’n minst in de VS, te veel fiasco’s leiden tot een herwaardering van het wereldtentoonstellingsconcept’, luidt het oordeel van de commissaris-generaal voor EXPO 86. Die mening was hij trouwens al toegedaan voordat EXPO 86 begon.
Het teruglopende aantal bezoekers op veel van de recente exposities had bezorgdheid gewekt bij degenen die ze organiseren en promoten. Nu bereidt Australië zich voor op EXPO 88 in Brisbane, die op 30 april haar poorten zal openen. Het thema luidt: „Vrije tijd in het tijdperk der technologie”. Zal ze het succes van EXPO 86 evenaren? De tijd zal het leren. Het is duidelijk dat er iets zal moeten gebeuren om grotere aantallen bezoekers te trekken en de grote financiële verliezen van internationale exposities te voorkomen, willen ze kans van overleven hebben.
[Kader/Illustratie op blz. 25]
Enkele bekende wereldtentoonstellingen en internationale exposities
◼ De wereldtentoonstelling in Chicago, 1893, trok 27,5 miljoen bezoekers; daar stond het eerste reuzenrad ter wereld.
◼ De wereldtentoonstelling van 1939-1940 in New York, met haar futuristische Tryloon en Perisfeer als beklemtoning van het thema „De wereld van morgen”, werd door bijna 45 miljoen mensen bezocht.
◼ Een andere wereldtentoonstelling in New York (1964-1965) beklemtoonde het thema „Vrede door begrip” met haar Unisfeer, een 53 meter hoge roestvrij stalen aardbol. De kosten van de tentoonstelling overtroffen de ontvangsten met meer dan $20 miljoen.
◼ Expo 67 (400 ha) in Montreal (Canada) werd als een groot succes beschouwd, met een bezoekersaantal van meer dan 50 miljoen en meer dan 60 deelnemende landen. Maar „het tekort bedroeg $300 miljoen”.
◼ Osaka (Japan) huisvestte Expo 70 (330 ha) en trok een bezoekersaantal van 64.218.770. Ze was opmerkelijk door het recordaantal van 77 deelnemende landen.
◼ Knoxville (Tennessee, VS), 1982; 11,1 miljoen bezoekers.
◼ New Orleans (VS), 1984; 7,3 miljoen bezoekers, maar afgesloten met een geschat tekort van $100 miljoen.
◼ Tsoekoeba (Japan) (102 ha), 1985; 20,3 miljoen bezoekers.
[Illustraties op blz. 23]
Boven: Unisfeer, Wereldtentoonstelling in New York, 1964-1965
Links: Atomium, Wereldtentoonstelling in Brussel, 1958
Onder: Expocentrum, Expositie in Vancouver, 1986
[Illustraties op blz. 24]
Beelden van EXPO 86, Vancouver